Preek op 08-09-2019, 23e zondag door het jaar C, pastoor Frank Domen

Preek op 08-09-2019, 23e zondag door het jaar C, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Beste medegelovigen, allemaal welkom bij onze wekelijkse ontmoeting met God, Vader, Zoon en heilige Geest. Hij heeft ons uitgenodigd, roept ons even weg uit onze dagelijkse beslommeringen om met elkaar bij Hem te zijn, om tot rust te komen, misschien ook om een nieuwe richting in te slaan.

De heilige zuster Maria Faustina Kowalska van de Goddelijke Barmhartigheid. Op een dag zei Jezus Christus het volgende tegen haar:

“Waarom ben je bang en waarom beef je wanneer je met Mij verenigd bent? … De ziel die vast in Mijn goedheid gelooft en volledig op Mij vertrouwt, is Mij het dierbaarst. Ik overlaad haar met Mijn vertrouwelijkheid en geef haar alles wat zij vraagt.”

Horen wij wat Hij zegt!? Hij zegt niet, dat de mensen, die geen zonden hebben, Hem het dierbaarst zijn, maar de mensen, die op Hem vertrouwen. Hij zal op zijn beurt vertrouwelijk met hen omgaan en hen geven wat zij vragen.

Natuurlijk moeten wij aan onze tekorten werken, maar daar hangt zijn liefde voor ons niet van af. Wij moeten vooral op Hem vertrouwen, zoals een kind op vader en moeder vertrouwt.

Dat inzicht zou een nieuwe richting aan ons leven kunnen geven: werken aan onszelf, maar vooral op Hem vertrouwen, zorgeloos als kinderen door het leven gaan.

Openingsgebed

Laat ons bidden. Heer, onze God, wie van ons kan uw plan doorgronden, wie ontdekken wat Gij wilt, als wij, gejaagd door het leven, geen stilte meer vinden, geen tijd voor bezinning. Breng Gij ons tot rust. Zend ons uw Geest van wijsheid, die inzicht geeft en ons leert rechte wegen te gaan; maak ons tot volgelingen van Jezus, uw Zoon. Die met U leeft en heerst … Amen.

Crèche en KinderWoordDienst

Preek

Broeders en zusters, wij allemaal hebben iedere dag zo onze bezigheden. De gebruikelijke ochtendrituelen. Kinderen en jongeren gaan daarna naar school; anderen naar hun werk; weer anderen genieten van een welverdiend pensioen. Tussendoor doen we boodschappen, sporten of maken een gezonde wandeling, helpen een buurvrouw. De kinderen en jongeren komen thuis en maken hun huiswerk. Er wordt gekookt en gegeten, tv gekeken, hopelijk bidden we iets samen of lezen we een stukje uit de Bijbel. En voor we het weten is er weer een dag voorbij.

Op gegeven moment, wanneer we ‘s morgens de dekbedden uit het raam hangen, zien we, dat er een grote stoet door de straat trekt. De menigte lijkt zich te concentreren rond een jongeman van een jaar of dertig. Hij roept van alles. Net als Hij bij ons langskomt, horen we hem zeggen: “Als iemand naar Mij toekomt, die zijn vader en moeder, zijn vrouw en kinderen, zijn broers en zusters, ja, zelfs zijn eigen leven niet haat, kan hij mijn leerling niet zijn. Als iemand zijn kruis niet draagt en Mij volgt, kan hij mijn leerling niet zijn.”

Onze oren klapperen: onze vader en moeder en kinderen haten!? Misschien dat sommigen denken: zo iemand ga ik niet volgen, ik heb trouwens vandaag genoeg te doen.

Het lijken harde woorden. De evangelist Lucas vertelt ons, dat Jezus deze woorden sprak tot de “talloze mensen”, die met Hem meetrokken (Luc. 14,25). Bedenken we, dat ‘met Hem meetrekken’ niet hetzelfde is als ‘Hem volgen’. Met Hem meetrekken kunnen we uit nieuwsgierigheid doen, terwijl Hem volgen betekent, dat wij met Hem op één lijn zitten.

Jezus Christus kent ons van binnen en van buiten. Hij weet dus, dat de motieven van de mensen, die meelopen, nogal verschillend zijn. Ik denk, dat Hij hen daarom met deze uitdagende woorden aanspreekt.

Hij weet, dat onder de mensen, die met Hem meetrekken er zijn, die de veiligheid van het ouderlijk huis niet willen opgeven; anderen maken zich zorgen, dat zij een dakloze zwerver zullen worden. Er zijn er ook, die staan te trappelen om aan de reis met Jezus te beginnen, maar het is maar de vraag of ze het in uren van vervolging zullen volhouden. Weer anderen trekken enkel uit nieuwsgierigheid een klein stukje mee.

Wanneer Jezus die talloze mensen ziet, stopt Hij en keert zich om en wil hen doen inzien, dat Hem volgen een serieuze aangelegenheid is, een beslissing, die Hij niet voor hen kan nemen, dat moeten ze zelf doen. Zijzelf moeten aangeven of het de moeite waard is om Hem te volgen.

Ook al leven wij in deze tijd, wij zijn als mensen, die Jezus volgen. Ik zeg expres ‘volgen’ en niet ‘meetrekken’, want als je in deze moeilijke tijd nog naar de kerk gaat, moet je toch nog aardig overtuigd zijn van het belang van het leven en sterven van Jezus Christus, van zijn verrijzenis.

Maar ieder van ons, ik ook, heeft toch wel van die kwesties, die wij nog voor onszelf houden. Wij leggen ze tijdens onze levensreis niet voor – nog niet – aan Jezus Christus. Wij vragen niet of Hij ons die zaken wil vergeven, of Hij ons ervan wil genezen, en dat wil Hij eigenlijk maar wat graag!

Misschien klagen wij over bepaalde ontwikkelingen in ons leven; wij zijn trouw in alle dagelijkse bezigheden, ook naar anderen toe, maar wij dragen wel een geheim met ons mee: iets wat wij ooit misdaan hebben; of wij kunnen niet vergeven wat een ander ons heeft aangedaan; wij bidden wel het Onzevader met daarin die bede om vergeving, maar het gaat niet van harte; wij struikelen over de woorden. Maar Jezus Christus ziet ieder van ons in de ogen en nodigt ons uit over de streep te komen en alles bij Hem neer te leggen.

Hebben wij in de lezingen iets gehoord, dat ons raakte? Misschien in de eerste lezing de opmerking over het plan, dat God met ieder van ons heeft? Wat zou dat plan zijn?

Misschien in de tweede lezing de opmerking van Paulus richting Filémon over Onésimus, een – denk ik – weggelopen slaaf: of Filémon hem wil terugnemen? Prachtig hoe Paulus mensen bij elkaar probeert te brengen.

Misschien zijn wij in het evangelie geraakt door de oproep van Jezus om ons kruis te dragen? Als wij dat doen, mogen wij ook met Hem verrijzen. Ons lijden krijgt opeens betekenis. Ons kruis kan dus de moeite waard zijn.

Of wij werden geraakt door Jezus’ opmerking, dat niemand zijn leerling kan zijn als hij zich niet losmaakt van al wat hij bezit.

In het kader van dat loslaten het volgende. Er is een vrouw, Celine, die last had van een vorm van verslaving: koffie. Let wel: het volgende relaas is geen oproep om te gaan vasten, maar om iets aan Maria te vragen. Celine vroeg om de genade van het vasten, maar er zijn 1001 andere vragen mogelijk.

Vorige week zondag heb ik één van de boodschappen van Maria in Medjugorje voorgelezen. Wel, Celine probeert die boodschappen zo goed mogelijk in praktijk te brengen. Ook de vastendagen op water en brood, woensdag en vrijdag, die Moeder Maria aanbeveelt, wil zij niet overslaan. Zij ervaart, dat deze vastenpraktijk goede vruchten kan opleveren.

Maar tot haar verdriet lukte het haar niet om dan ‘s morgens geen koffie te drinken. Als zij geen koffie dronk, bleef het mistig in haar hoofd, ze viel boven haar computer in slaap, of tijdens de Mis in de Kerk. Toch voelde zij in haar hart, dat ook het koffiedrinken uit háár leven moest verdwijnen. Zij bad om die genade, maar het lukte maar niet.

Op een dag, tijdens haar aanbiddingsuur voor het heilig Sacrament, kreeg zij een idee. En zonder er ook nog maar één seconde over na te denken, hoorde ze zichzelf tegen de Maagd Maria zeggen: “Het is goed, ik drink geen koffie meer, maar je kent de gevolgen ervan, dat ik in slaap val, dus vanaf nu mag jij mijn koffie zijn. Regel alles zo, dat het lijkt of ik wel koffie heb gedronken: zorg ervoor dat ik niet in slaap val.”

Céline merkte, dat Moeder Maria de uitwisseling had aanvaard en dat ze haar werk goed kon doen. Sinds maanden, zo bevestigt Céline, is koffie tijdens de vastendagen van haar menukaart verdwenen, maar ook op de andere dagen, waardoor haar gezondheid merkbaar is toegenomen en ook haar helderheid van geest. Ze moest lachen toen ze dit aan zuster Emmanuël vertelde: “Ik weet niet of Moeder Maria vaak zulke vragen heeft gekregen: ‘Wees mijn koffie’. Maar ze heeft de vraag in ieder geval wel geaccepteerd.”

Broeders en zusters, wij allemaal hebben wel iets aan Moeder Maria te vragen, waarschijnlijk niet over koffie, maar: wees jij mijn geduld; wees jij mijn eerbied en aandacht tijdens het gebed; wees jij mijn vergeving, mijn vrijgevigheid; wees jij de zegen voor mijn kinderen en kleinkinderen.

Laten wij echte volgelingen zijn: geen nieuwsgierige meelopers, geen twijfelaars. Vragen wij iedere week iets aan Maria: wees jij dit of dat voor mij. Bouwen wij iets op. Voor het Koninkrijk hier én voor het Koninkrijk daar. Wij hebben één leven de kans. Amen.

Voorbede

Voor onszelf en alle mensen die in God geloven;
dat wij Hem, en de plannen die Hij heeft,
alle ruimte geven in ons leven van elke dag.
Laat ons zingend bidden.

Voor regeringen en machthebbers, wereldwijd;
dat zij alle mensen die, noodgedwongen, op de vlucht zijn
– vanwege oorlog, vervolging en honger –
een nieuw, veilig en warm thuis willen geven.
Laat ons zingend bidden.

Voor mensen die té veel bezig zijn met geluk, gezondheid en bezit;
om méér aandacht voor de ‘binnenkant’ van het leven,
voor de dingen van God die eeuwigheidswaarde hebben.
Laat ons zingend bidden.

Voor onze parochiegemeenschap;
om zegen voor de komende activiteiten:
de Alpha-cursus, de Jaarmarkt,
de Eerste heilige Communie en de Vormselvoorbereiding.
Laat ons zingend bidden.