Preek op 06-03-2019, Aswoensdag, diaken Eelke Ligthart

Preek op 06-03-2019, Aswoensdag, diaken Eelke Ligthart

Preek op 10-03-2019, 1e zondag van de Veertigdagentijd, pastoor Frank Domen

OPENINGSWOORD

Broeders en zusters, welkom op deze eerste zondag van de Vasten, een tijd van bezinning en gebed ter voorbereiding van het grote feest van Pasen. Wij willen God vragen, dat wij zijn Licht, zijn Wijsheid mogen ontvangen. Die kunnen aan ons leven een onverwachte wending geven.

Zo was er eens een Arabische man, die er zeker van wilde zijn, dat zijn drie zoons na zijn dood een wijze raadgever in de arm zouden nemen. In zijn testament liet hij hun zeventien kamelen na, met de volgende instructie: “Ik wil, dat de oudste zoon de helft van de zeventien kamelen krijgt, de middelste een derde deel en de jongste een negende deel.

Toen de zoons na het overlijden van hun dierbare vader het testament lazen, waren zij stomverbaasd. Zij vroegen hun vrienden om hulp. De één gaf het advies de kamelen te verkopen en het geld te verdelen op de manier zoals hun vader dat wilde. De ander beschouwde het testament als onuitvoerbaar en dus als ongeldig. Dat kan ook nog.

Tenslotte vonden zij een wijze man, die zei: “Het is eigenlijk eenvoudig. Ik leen jullie één kameel. Dan hebben jullie er achttien. De oudste zoon krijgt de helft, dus negen kamelen. De middelste zoon krijgt een derde, dus zes kamelen. De jongste zoon krijgt een negende, dus twee. Negen plus zes plus twee, dat zijn in totaal zeventien kamelen. Dan krijg ik mijn kameel weer terug en klaar is Kees.

De drie zoons hadden de wijste en slimste raadgever gevonden. Men vermoedt, dat ze nog vaak zijn hulp hebben ingeroepen.

Beste medegelovigen, laten wij dit soort wijsheid bij Jezus en zijn Kerk zoeken. Het Oude en het Nieuwe Testament staan er vol mee. Gods Licht en Wijsheid kunnen ons leiden door Vasten en Pasen heen naar het Licht van het eeuwig Leven.

Voor de keren, dat wij meer ‘eigen-wijsheid’ hebben gevolgd, vragen wij God en elkaar

OPENINGSGEBED

Laat ons bidden. Almachtige God, leer ons in deze veertigdagentijd met meer toeleg en vroomheid het evangelie te beleven, en beter te begrijpen, dat wij niet leven van brood alleen, maar van elk woord, dat Gij ook spreekt in deze tijd. Door onze Heer Jezus Christus, uw …

KINDERWOORDDIENST

PREEK

Lieve mensen, in het evangelie van vandaag horen wij hoe de duivel Jezus op de proef stelt. Het gaat er de duivel om Jezus van God te verwijderen, zodat Gods verlossingsplan niet kan doorgaan. Jezus is echter diep doordrongen van Gods grote liefde voor Hem en ook weet Hij heel goed wat er in de heilige Schrift, de Bijbel, staat. Hij laat zich dan ook niet overhalen. Hij wil – zoals de eerste lezing zegt – voor Gods aanschijn treden met alleen maar goede vruchten.

Hij kan dat – niet alleen, omdat Hij de Zoon van God is, dat zou al te gemakkelijk zijn – maar ook, omdat Hij als mens zijn Hart helemaal aan God heeft gegeven. Het verlangen van zijn Hart gaat niet uit naar allerlei aardse zaken, niet naar rijkdom en macht of een gemakkelijk leventje, Hij wil enkel God dienen en de mensen. Wij mogen wel genieten van het aardse, God heeft het ons immers gegeven, ook het verstand om mooie dingen uit te vinden, maar die zaken mogen nooit ons einddoel zijn.

De tweede lezing spreekt erover, dat wij ‘gered’ moeten worden. En in het kader van de Vasten gaat het natuurlijk om een gered worden van de zonde en haar gevolgen.

Een gevolg zou kunnen zijn, dat wij ons stapje voor stapje van God verwijderen, zodat Hij ons en onze wereld minder goed kan helpen. Het allerergste zou kunnen zijn, dat wijzelf onze verhouding met God verbreken, wij niet meer zijn kinderen zijn, en wij dus na onze lichamelijke dood moeilijker in de hemel kunnen komen; dat wij het risico lopen voor eeuwig ongelukkig te worden.

Hoe zit het met ons besef dat wij gered moeten worden? Enige jaren geleden – eigenlijk al in een eerdere parochie – constateerde ik, dat er steeds minder belangstelling was voor de boetevieringen. Veel mensen zien blijkbaar helemaal niet in, dat zij gered moeten worden. Zij vinden zichzelf best wel goed en hebben misschien inderdaad geen erge zonden gedaan, die zij bij God en zijn Kerk zouden moeten belijden.

Ik denk, lieve mensen, dat – als wij zó denken – wij te weinig besef hebben van de absolute heiligheid van Jezus Christus. Wij denken, dat wij ongeveer op één lijn met Hem zitten. Hij en wij, dat scheelt niet zo veel.

Echter, Jezus Christus heeft altijd al bestaan, is van niets en niemand afhankelijk. Hij kan werkelijk alles. Hij is almachtig. Er zijn zelfs duizend-en-een zaken, die andere mensen wél kunnen – een vliegtuig bouwen of een tv maken – en wij niet. Dus wat stellen wij nu voor!?

Jezus Christus wéét ook alles, van iedereen. Hij weet wat er in die meer dan zeven miljard mensenharten omgaat.

Maar nog belangrijker is dat Jezus Christus als mens nooit één zonde heeft gedaan, zelfs de kleinste niet. Hoe vaak echter zijn wij niet ongeduldig, dikwijls om de kleinste zaken!?

Zíjn geloof was rotsvast, wankelde nooit. Hoe vaak echter laten wij ons niet heen en weer slingeren door de golven van de gebeurtenissen, van onze emoties!?

Wie zijn wij uit onszelf!? Niets en niemand. Wij zijn niet uit onszelf gekomen en kunnen ook niet uit onszelf voortleven na de dood.

Dat is voor God en Jezus Christus echter geen belemmering om wél heel veel van ons te houden; integendeel, Zij willen heel graag, dat wij samen met Hen delen in de vreugde van het eeuwig leven. Maar dan moeten wij – op den duur – wel een goddelijk niveau krijgen. En dat kunnen wij nooit ofte nimmer uit onszelf bereiken, wel met de hulp van Gods genade. God stelt als voorwaarde, dat wij ons door Hem laten helpen, zoals kleine kinderen zich door hun ouders moeten en willen laten helpen. En daar is daar heilige Vastentijd uitermate geschikt voor.

Wij mogen – moeten – een besef hebben van wat wij allemaal goed doen. Dan kunnen wij God daarvoor bedanken en die gaven verder ontwikkelen. Maar het is minstens even belangrijk, dat wij een goed zondebesef hebben. Anders komen wij niet vooruit. Hebben wij dat besef niet, géén probleem, dan kunnen wij God erom vragen. “Vraagt en gij zult verkrijgen”. Er komt alleen maar meer vrede in de wereld, in ons hart ook, als er minder zonde gebeurt. En hoe meer andere mensen de wereld bederven, hoe beter wij ons best moeten doen om de verhouding tussen God en de wereld in balans te houden.

Wij zitten in de veertigdaagse Vastentijd. Bij het woordje ‘vasten’ denken wij misschien allereerst aan minder eten en drinken, maar vasten zonder een geestelijke ondergrond heeft geen waarde. Dan zou het alleen maar een dieet zijn, zes afslankweken.

Onze eerste opzet moet altijd zijn: God en de medemensen steeds minder pijn doen en steeds meer liefhebben. Wij moeten een doel voor ogen hebben: ik wil – bijvoorbeeld – in de Vastentijd proberen minder snel boos te worden. Dat kan weleens heel moeilijk zijn. Maar om die genade toch te verkrijgen, kunnen wij dan gaan vasten.

Het eerste wat wij iedere dag – in ieder geval regelmatig zouden moeten doen – is God om het licht van de heilige Geest vragen, opdat wij in onszelf het goede, maar ook het zwakke kunnen ontdekken. Bidden wij weleens om het Licht van de heilige Geest!? Of bidden wij alleen maar om zaken als gezondheid en een nieuwe baan!?

Dan horen wij te vragen om een oprecht berouw: dat wij mogen inzien hoezeer wij God en mensen met een bepaalde zonde of slechte gewoonte pijn en verdriet doen. Hebben wij weleens gevoeld, dat wij God ergens verdriet mee gedaan hebben!? Dat wij ons achteraf schaamden voor onze woorden of daden!?

Dan moeten wij ook het vaste voornemen maken om te proberen het niet meer te doen. Maken wij door het jaar weleens voornemens of doen wij dat alleen op1 januari!?

Jezus Christus zou het natuurlijk prachtig vinden als wij betreffende tekorten voor de Kerk zouden willen belijden. Zelf ga ik iedere drie weken of vier weken – ik zou willen zeggen – ‘een serieus en tegelijk gezellig praatje maken’ met pastoor Bruno in Noord-Scharwoude. Dan vertel ik Jezus Christus én hem wat er de afgelopen tijd allemaal goed ging en niet goed ging.

Het is te hopen – en vooral onder jonge mensen zien we dat al een beetje gebeuren – dat velen dit Sacrament herontdekken. Het is geweldig om gedoopt te mogen zijn. Kind van God. Het is nog mooier om de Eucharistie te mogen ontvangen. En het is niet minder mooi en belangrijk om de barmhartige Jezus in het Sacrament van vergeving persoonlijk te mogen ontmoeten. Ik denk, dat Jezus Christus zijn wenkbrauwen fronst als wij van Hem het ene Sacrament aannemen, maar het andere niet.

Jezus heeft bepaald wat goed voor ons is. Laten wij niet onze eigen ideeën volgen, maar die van Hem. Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader, tenzij door Hem. Amen.

Voorbede

Voor alle zoekende mensen naar zin en inhoud van het leven;
dat zij, door het geloofsgetuigenis en gebed van anderen,
mogen ervaren dat Jezus de Héér is, de Bevrijder en Redder,
altijd aanwezig, ook als wij zijn nabijheid niet voelen.
Laat ons zingend bidden.

Voor de wereld, die – zo vaak en veel – lijkt op een woestijn;
dat regeringen, dichtbij en ver weg, mogen inzien
wat goed is, en wáár, en God-welgevallig,
en wat verkeerd is en ingegeven door de duivel,
die ook Jezus probeerde te verleiden in de woestijn.
Laat ons zingend bidden.

Voor mensen voor wie het leven een woestijn lijkt;
dat zij hoopvol en moedig gestemd blijven,
en steun krijgen van medemensen,
die kunnen vertellen dat Jezus ook eens in de woestijn was!
Laat ons zingend bidden.

Voor onze parochiegemeenschap;
dat wij ons, in deze Veertigdagentijd –
als Kerkfamilie én persoonlijk – waar nodig omkeren,
en de Heer tegemoet gaan.
Laat ons zingend bidden.