Preek op 03-11-2019, 31e zondag door het jaar C, pastoor Frank Domen

Preek op 03-11-2019, 31e zondag door het jaar C, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, allemaal welkom. Er is een Latijns openingslied, dat begint met de tekst “Misereris omnium, Domine!”. Dat betekent: “Heer, U bent vol ontferming voor allen!” Dat woord ‘misereris’ lijkt op het Nederlandse woord miserie, ellende.

Wij hebben de afgelopen week op het journaal weer heel wat miserie gezien. Bosbranden Amerika, enorme overstromingen in Somalië en dan komt er in dat gebied binnenkort ook nog eens een storm. Maar ook wat mensen elkaar onnodig aandoen, schiet- en steekpartijen, een belastingdienst, die vele gezinnen in problemen brengt.

Wij, christenen, moeten daar niet boos om zijn, wel verdrietig. Wij moeten medelijden hebben met slachtoffers, maar ook met daders. Het belangrijkste is niet wie de schuldigen zijn, maar dat wij de schuldigen bij Jezus Christus brengen, Hem vragen om ze tot inkeer te brengen; dat wij Hem zeggen: Kijk eens hoe klein en zwak wij, mensen, kunnen zijn. Wilt U daarom ons helpen!?

Wij hebben gelukkig niet alleen het woord ‘miserie’, maar ook het woord ‘misericordia’. Miserie betekent dus ‘ellende’ en ‘cordia’ betekent ‘hart’. Als wij het vragen, drukt God ons en alle mensen aan zijn Hart. Daar kunnen alle mensen – slachtoffers én daders – de wijsheid en de kracht vinden om ofwel een nieuw begin te maken ofwel om blijmoedig verder te gaan.

Voor de keren, dat wij het belangrijker vonden om met de schuldvraag bezig te zijn dan dat wij mensen bij Jezus Christus hebben aanbevolen, vragen wij God en elkaar om vergeving.

Openingsgebed

Laat ons bidden. Almachtige eeuwige God, vol liefde heerst Gij over al wat leeft, en Gij verafschuwt niets van wat Gij geschapen hebt. Al zijn wij zonder aanzien, toch roept Gij ons naar U toe. Richt ons weer op wanneer wij gebukt gaan onder schuld en ondersteun ons wanneer wij dreigen te vallen. Stel ons in staat veelvoudig goed te maken wat wij aan anderen tekort hebben gedaan. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon … Amen.

Preek

Weten jullie nog vorige week… de Farizeeër, die vooraan in de tempel stond, en tegen God zei, dat hij zichzelf beter vond dan de tollenaar!? Maar de tollenaar, die zich op de borst klopte, ging met de zegen van God naar huis en niet de Farizeeër.

Vandaag zien wij, dat de mensen, die Jezus Christus volgen, hetzelfde doen. Zij mopperen erover, dat Hij een tollenaar bezoekt.

De mensen begrijpen Jezus Christus niet. Zij hebben van de Farizeeën geleerd, dat je zondaars moet mijden, want wie met pek omgaat, wordt ermee besmet. Eén rotte appel in de mand is genoeg om op den duur alle appels te bederven. Dus… gooi alle tollenaars de samenleving uit. Zet ze uit de Kerk. Hier de goeden, daar de slechten!

De Farizeeën hebben aan deze manier van doen zelfs hun naam te danken, want het woord ‘Farizeeër’ betekent zoiets als ‘afgezonderde’. En de Farizeeën zonderden zich niet alleen af van de tollenaars, maar ook van het gewone volk. Dat waren volgens hen maar domme mensen, die niets of weinig van God afweten.

Doen wij soms niet hetzelfde? Voelen wij – mensen van de Kerk – ons soms niet beter dan andere mensen, die stelen, moorden en bedriegen?

Maar die scheiding is niet goed, want het gevaar bestaat, dat mensen denken, dat ze goed zijn, alleen al, omdat zij niet met slechte mensen omgaan. En als de zondaars alleen maar het slechte voorbeeld van anderen zien wordt het voor hen wel erg moeilijk om zich te bekeren.

Als iedereen zich in zijn eigen wereldje opsluit, bekeert niemand zich meer. De goeden niet, omdat zij denken dat zij er al zijn. De slechten niet, omdat zij denken dat er alleen maar kwaad is.

De H. Benedictus, de stichter van het klooster waar ik onlangs op retraite ben geweest, zegt, dat de hoogste graad van nederigheid is: je altijd en overal zondaar te voelen. Dan houden wij ons altijd vast aan God, ook als wij onder mensen leven, die slechte dingen doen. En dan zien zij tenminste, dat er mensen zijn, die het goede proberen te doen en voelen zij zich misschien aangespoord om ook Jezus Christus na te volgen.

Jezus zondert zich niet af. Hij zegt tegen Zacheüs: Vandaag moet Ik bij jou op bezoek komen. Jezus kijkt niet vol afschuw de andere kant op, nee, Hij kijkt omhoog, naar Zacheüs in de boom, Hij kijkt vriendelijk en blij. En kijk eens wat er gebeurt!

Wordt Jezus Christus besmet door de onheiligheid van zijn Zacheüs? Nee, Zacheüs wordt besmet door de heiligheid van Christus! Als je sterk staat, in de schoenen van je geloof, gaat er geen kracht uit van de ongelovige naar de gelovige, maar van de gelovige naar de ongelovige.

Wíj moeten proberen om steeds betere mensen, betere christenen, te worden, met vallen en opstaan weliswaar, maar Jezus Christus is altijd en overal heilig, straalt dat ook altijd uit. De mensen, die denken dat ze er al zijn, zien – als zij Jezus Christus ontmoeten – dat ze toch nog beter hun best kunnen doen. En de grote zondaars voelen zijn warme, hartelijke liefde en weten daarmee, dat er ook voor hen toch nog redding mogelijk is.

Christus zegt: “Vandaag moet Ik in uw huis te gast zijn.” ‘Moet’, want het is de wil van God. Hetzelfde zei Hij tegen Jozef en Maria, toen zij Hem na drie dagen zoeken in de tempel terugvonden: “Wist ge dan niet, dat ik moest zijn in het Huis van mijn Vader!?”

Het werk van God, broeders en zusters, is een ‘heilig moeten’. Dat werkt genezend voor de zondaar voor wie wij het goede werk doen. Dat werkt genezend voor onszelf, omdat onze band met God daardoor nóg sterker wordt.

Maar bestaat nu niet het gevaar, dat Zacheüs door Jezus’ komst in zijn slechte gedrag wordt bevestigd!? Zo van: Hij komt bij mij op bezoek, dus ik ben blijkbaar toch niet zo’n slechterik. Nee, Jezus komt namens God om te zoeken en te redden wat verloren is. En als je in verbondenheid met God bij iemand op bezoek gaat, gaat er een reddende kracht van je uit. Dat zien wij bij Zacheüs ook gebeuren. Mensen, die hij iets heeft afgeperst, krijgen het vierdubbel terug, en hij geeft sowieso de helft van zijn geld aan de armen. Hij krijgt door Jezus Christus’ bezoek de kracht om zich los te maken van zijn slechte daden en om de mensen, die hij iets heeft aangedaan, de hand te geven, een gevulde hand. Aan de ene kant wordt zijn portemonnee een stuk dunner, maar aan de andere kant wordt hij in één klap schatrijk: hij heeft het eeuwige leven.

Van barmhartigheid gaat een kracht uit áls ze samengaat met echte toewijding aan God. Oefenen wij ons de komende week erin om steeds meer de wil van God te doen. Als leerlingen van Jezus Christus blijven wij ons hele leven op school. En weten wij dan, dat Jezus Christus én ook wij door God geroepen en gezonden zijn om te zoeken en te redden wat verloren is. En … denken wij aan de uitspraak van vader Benedictus: zoeken wij verloren mensen in het besef, dat ook wijzelf door Jezus worden gezocht en dat Hij ons én de mensen, die wij opzoeken, als een Goede Herder op zijn schouders neemt, iedere keer als wij om hulp vragen en het goede proberen te doen.

“Misereris omnium, Domine!”. “Heer, U bent vol ontferming voor allen!” Amen.