Preek op 02-06-2019, 7e zondag van Pasen, jaar C, pastoor Frank Domen

Preek op 02-06-2019, 7e zondag van Pasen, jaar C, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, wij zijn samengekomen om de Eucharistie te vieren. Om te doen wat Jezus heeft gedaan tijdens het Laatste Avondmaal. Luisteren naar de verhalen over God. Eenheid vinden met God en met elkaar door de heilige Communie.

Er was ooit een joodse rabbi, Baäl Sjem Tov. Wanneer hij zag, dat zijn volk door rampspoed werd bedreigd, trok hij zich terug op een stille plaats in het bos om daar te bidden. Dan stak hij een vuur aan, sprak een gebed uit en het wonder geschiedde: het gevaar werd afgewend.

Toen jaren later zijn leerling om dezelfde reden tot God wilde bidden, ging ook hij naar die plek in het bos en bad: “Heer van hemel en aarde, hoor naar mij. Ik weet niet hoe ik het vuur moet aansteken, maar ik kan wel het gebed uitspreken”. En opnieuw voltrok zich het wonder.

Weer jaren later trok de leerling na deze rabbi in de hoop op redding het bos in en hij sprak: “Heer, ik weet niet hoe ik het vuur moet aansteken en het gebed ken ik ook niet. Ik weet alleen nog deze plek te vinden”. En dat was voldoende. De ramp bleef uit.

Weer een volgende generatie trad aan en ook voor die mensen dreigde onheil. De rabbi van die dagen zat echter in zijn stoel met het hoofd in zijn handen en sprak tot God: “Ik weet niet hoe ik het vuur moet aansteken. Ik ken het gebed niet en ik weet zelfs de plek in het bos niet meer. Het enige wat ik nog kan doen is het verhaal vertellen”. Het was voldoende. Het wonder geschiedde. Het volk bleef gespaard.

Broeders en zusters, laten wij leven in liefde en eenheid met God en met elkaar: dat het verhaal van Jezus Christus altijd in Nederland en in onze familie bewaard moge blijven. Een klein vuurtje van liefde hebben wij in het doopsel ontvangen. Maken wij er een groot vuur van. Geven wij dat door aan elkaar. Alleen Gods liefde kan ons en de wereld redden.

Openingsgebed

Laat ons bidden. God, heilige Vader, niemand heeft U ooit gezien, maar uw Zoon heeft ons uw liefde leren kennen. Hij is de Heiland van de wereld. Wij vragen U: bewaar ons in zijn Naam; dat wij één mogen zijn en U verheerlijken bij alles wat wij doen. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon …

Kinderwoorddienst

Preek

Broeders en zusters, veel mensen vragen weleens aan anderen of zij voor hen willen bidden, heel goed, en tegelijk mogen wij weten, dat Jezus Christus zelf ook voor ons bidt. Hij bidt tot zijn hemelse Vader om eenheid en liefde onder alle mensen.

Maar waaraan denkt Hij als Hij over eenheid spreekt? Denk Hij aan zaken als één Europa en één munt, en één grondwet? Bedoelt Hij dat wij per se allemaal een auto en een verre vakantie moeten hebben? Dat wij daarin één moeten zijn?

De organisatie van een land heeft Jezus Christus nooit veel geïnteresseerd. Hij zei: Geef maar aan de keizer wat de keizer toekomt – het materiële – en geef aan God wat aan God toekomt: je hart. Hij zei: Verkoop maar wat je bezit en geef het aan de armen en kom dan terug om Mij te volgen. En wees goed voor je medemens.

Nee, als Jezus over eenheid spreekt, gaat het over een inwendige eenheid. Hij spreekt vandaag over de heerlijkheid, die Hij ons heeft gegeven. Wat zou Hij daarmee bedoelen?

Ik denk … allereerst het doopsel, en eventuele andere sacramenten. Wij allemaal zijn gedoopt – of op weg om te worden gedoopt- en daardoor komt God in ons wonen. Wij zijn als een lantaarntje waar een goddelijk licht in schijnt. Allemaal ontvangen wij hetzelfde licht. En het is de bedoeling, dat dat kleine lichtje in ons een groot vuur wordt, een vuur van goddelijke liefde, dat in ieder geval onze eigen leefwereld in brand zet.

Door deze eenheid, zegt Jezus Christus, zijn de Vader en de Zoon in ons, zoals de Vader en de Zoon in elkaar zijn, en zijn wij in de Vader en de Zoon. Zij in ons. En wij in Hen. Volkomen één. En die eenheid wordt alleen maar sterker als wij leven, beleven, wat wij zijn: liefde. Als wij liefhebben, zoals Jezus heeft liefgehad.

Onze heerlijkheid is nog verborgen in het diepste van onszelf. Maar als wij bij God zijn zullen wij onze eigen heerlijkheid ten volle zien. Zoals wij ook Gods heerlijkheid en die van elkaar zullen zien.

Is het mogelijk om nu al iets van die heerlijkheid te zien? Jazeker, in de mate dat wij meer geestelijk leven en minder materieel, zullen wij meer het geestelijke zien. Mensen, die alleen maar oog hebben voor het materiële, die alleen maar of vooral geld en goed, status en macht najagen, zij sluiten zelf hun ogen voor het geestelijke.

Eigenlijk is dat logisch. Mensen, die geïnteresseerd zijn in bijvoorbeeld oude gebouwen zullen een oud gebouw eerder zien staan dan een ander, die er geen interesse in heeft. Die eerste zal er van alles over kunnen vertellen, van welk jaar het gebouw ongeveer is, welke stijl het heeft.

Dus hoe losser wij met het materiële omgaan, hoe meer onze ogen nu al open zullen gaan voor het geestelijke.

Wij moeten dus proberen iedere week weer een beetje te groeien in het beleven van wat wij zijn: liefde. Wij zouden er bijvoorbeeld eens op kunnen letten welke mensen het zijn, die ons irriteren, en wat zeggen of doen zij waardoor wij geïrriteerd zijn? Is geïrriteerd raken erg? Alleen als wij die irritatie toelaten in ons hart. Want dat kan onze vrede verstoren. Dan begint het lichtje in ons te flakkeren. Als bij een kaars met een te grote lont komt er donkere rook af. En het wordt erger als wij ons dan gaan afreageren op God en medemens. Dan wordt de eenheid verstoord, de liefde geweld aangedaan.

Ja maar, het was toch wel verkeerd wat hij zei of deed. Dat kan best zo zijn, maar wij hebben allemaal onze fouten en moeten begrip hebben voor elkaar.

Broeders en zusters, ergens hebben de begrippen ‘moeten’ en ‘liefde’ niets met elkaar te maken. En toch … wij moeten groeien in de liefde. Wij hebben nu eenmaal voor Jezus en zijn liefde gekozen, vrijwillig. Dan moeten wij er ook voor gaan. Geen getreuzel, maar groeien. Niet altijd maar een ander willen aanpakken, alsof die voor een betere wereld voor ons moet zorgen, nee, pakken wij onszelf maar aan en maken wij de wereld beter voor die ander, zoals ook Jezus Christus niet kwam voor een betere wereld voor zichzelf – dan had Hij beter bij zijn Vader kunnen blijven – nee, Hij kwam om voor de anderen, voor ons, de wereld te herstellen.

In dit kader nog even een kort verhaal, dat toegeschreven is aan de Braziliaanse bisschop Helder Camara.

Twee boeren reden met volgeladen karren. Het had de laatste tijd veel geregend en de wegen waren vol modder. De karren bleven erin steken.

Een van de boeren viel op zijn knieën in de modder, en vroeg aan God: “Help me hieruit alstublieft!” Hij bad zonder ophouden.

Intussen was de andere boer druk in de weer. Hij trok aan zijn ezel, duwde tegen de kar, zocht stukken hout, bladeren en aarde bij elkaar, legde die voor de wielen van de kar en vloekte tegen de sterren op.

Toen gebeurde een wonder. Een engel daalde neer uit de hemel. Tot hun grote verrassing begon die de vloekende boer te helpen. Deze was erdoor in de war en zei: “Neem me niet kwalijk, ik denk dat je je vergist. Jouw hulp is vast en zeker voor mijn vriend bestemd, want hij heeft het hardst gebeden”. Maar de engel zei: “Helemaal niet, God helpt diegene die ook zelf zijn best doet”.

Laten wij tijdens deze viering eens nadenken over de vraag: wat kan ik de komende week doen – thuis, op het werk, op school, in de straat – om het leven van mensen beter te maken? Gaan wij voor de liefde, een groeiende liefde. Dat is de belangrijkste opdracht, die God ons meegeeft. Amen.

Slotwoord

Nog een kort verhaal tot slot. De bewoners van een dorpje in Polen spraken met trots over hun heilige rabbi. Het verhaal verspreidde zich, dat de rabbi elke morgen bij zijn ochtendgebed ten hemel steeg om zich met God en met vader Abraham te onderhouden.

De bewoners van het naburige dorp wilden dit verhaal niet geloven. Zij besloten dat één van hen de rabbi bij diens ochtendgebed zou gaan bespieden.

De volgende morgen verschool een man zich dan ook bij het huis van de rabbi. Niet lang daarna zag hij hoe de achterdeur stilletjes openging en hoe de rabbi, gehuld in een oude jas, op weg ging naar het bos. Daar aangekomen klopte de rabbi aan bij een vervallen hut. Een arme, zieke vrouw deed open. Even later kwam de rabbi weer naar buiten met een bijl in de hand en verdween in het bos. Na een tijdje bracht hij een grote bos hout naar binnen om het vuur in de haard aan te steken. En toen het hutje van de vrouw verwarmd was, ging de rabbi weer stilletjes naar huis.

Toen de spion dit zag, keerde hij beschaamd terug naar zijn dorpsgenoten. “En – vroegen zij – is de rabbi werkelijk ten hemel opgestegen?” “Ja, het klopt – zei de man – Hij was zelfs nog hoger dan de hemel”.

Broeders en zusters, de hemel is liefde, liefde is de hemel. Willen wij een hemel op aarde, de hemel thuis, op school en overal waar wij komen, leven wij dan in de liefde.