Preek op 01-12-2019, 1e zondag van de advent, jaar A, diaken  Eelke Ligthart

Preek op 01-12-2019, 1e zondag van de advent, jaar A, diaken  Eelke Ligthart

Openingswoord

Dierbare medegelovigen, allemaal van harte welkom bij de viering van de 1e zondag van de Advent. Beginnen we deze eucharistie viering met het aansteken van de eerste kaars in de Adventskrans.

Advent: aan de horizon – nog vier weken ver – daagt Kerstmis op, de geboortedag van Hem die hoop en toekomst aanreikt, die licht brengt in onze duisternis. Als teken van die komende hoop steken wij licht aan: de eerste kaars van onze adventskrans.

We mogen elkaar hier een zalig nieuwjaar wensen. De eerste zondag van de advent, vandaag dus, is het begin van een nieuw kerkelijk liturgisch jaar. Er valt van dat nieuwjaar bijna niets te merken.  Maar verder is er niet echt veel bijzondere vreugde en uitbundigheid te bespeuren. Integendeel, het lijkt eerder een droeve bedoening, waar ook de paarse kleur van deze liturgische tijd naar verwijst. En toch is de advent geen tijd van boete en versobering zoals de veertigdagentijd voor Pasen dat is. Beide paarse periodes zijn een voorbereiding op de belangrijkste hoogdagen van de kerk, maar naast de gelijkenis is er verschil. Advent is de vier weken durende voorbereiding op het Kerstfeest. ‘Advent’ betekent in het Latijn ‘komst’ en in het kerkelijk Latijn: uitzien naar die komst, met verwachting en verlangen. We beginnen dus aan een hoopvolle tijd.

Preek

Christenen zien hoopvol uit naar de komst van Christus, we zijn ‘hoopvol wachtend op de komst van de Heer’. Bernardus van Clairvaux heeft erop gewezen dat het hierbij niet alleen gaat om de geboorte van het kerstkind, de komst van Jezus Christus in zwakheid, maar evenzeer de komst van Christus in ons eigen leven nu, in geestkracht en genade en ook de verwachte wederkomst van Christus in heerlijkheid bij de voltooiing van de schepping. Het gaat dus om de drievoudige komst van Christus in verleden, heden en toekomst.

Het hele kerstgebeuren zouden we kunnen vergelijken met een berg. Eerst is er de langzame beklimming, dat is de voorbereidingstijd, de advent, dan volgt een weg op de hoogte, we aanschouwen in volle glorie het panorama, het is de tijd van Kerst tot de openbaring van de Heer, Driekoningen, en dan volgt opnieuw de helling bergafwaarts, terug naar het gewone leven, de tijd door het jaar.

We zijn steeds onderweg in ons leven, met ups en downs, zowel elke mens als de gelovige in het bijzonder. Onderweg zijn betekent ergens naartoe gaan, het is verwachten, uitzien naar iets, verlangen. Dat wordt opgeroepen in de advent, maar verwachting staat ook centraal in elk mensenleven. We zijn verlangende mensen, steeds weer zien we uit naar iets anders. “Alleen verwachting geeft spanning aan het leven. Wie niets verwacht in het leven is als een boog zonder koord. Verwachting ligt in het leven zelf. De lente verwacht de bloesems, de zomer de oogst, de herfst verwacht de kleuren en de winter verwacht het nieuwe leven.”

Wij verwachten steeds nieuwe dingen, onze verlangens lijken oneindig, maar vaak krijgen we ook de indruk dat ze niet haalbaar  zijn, dat we nergens rust vinden. We zoeken naar iets dat de moeite waard is, maar vinden het niet. Velen zoeken naar een nieuwe kick een uitdaging, maar blijven uiteindelijk leeg achter. De aardse goederen stillen de dorst van het menselijk hart niet. Er is een diepe onrust in het hart van de mens. Zou het gebrek aan voldoening, de zinloosheid soms, misschien bedoeld zijn om ons op zoek te laten gaan naar iets of iemand anders? Zou Augustinus gelijk hebben gehad toen hij bad “Gij hebt ons voor Uzelf geschapen en ons hart is rusteloos tot het rust gevonden heeft in U”?

Het is dan ook niet verwonderlijk dat de lezingen van deze zondag spreken over waken en wachten, verwachten en hopen. De profetische teksten van Jesaja zitten vol toekomstperspectieven. We blijven hopen op een toekomst zonder oorlog of geweld, wij blijven uitzien naar vrede en gerechtigheid. Zal het ooit gebeuren dat zwaarden tot ploegijzers worden omgesmeed en speren tot sikkels? Zal het ooit zover komen dat niemand nog zal leven ten koste van de ander, maar dat wij allen ‘als kinderen van één Vader’ zullen wandelen in het licht van God? Zal het ooit eens kunnen dat mensen echt zorg dragen voor elkaar en dat niemand aan zijn lot wordt overgelaten? Maar er zijn ook andere teksten in de bijbel die niet spreken over de toekomst veraf, maar over het hier en nu. Heden kan het gebeuren, wees dus waakzaam. De droom van God met de mensen is al aan het gebeuren. Er zijn al mensen in wie God tot leven komt. We moeten dat niet uitstellen tot in een verre toekomst of zelfs een leven aan de overkant. Ook nu reeds zien we God werkzaam in ons midden, daartoe moeten we echter waakzaam zijn, wakker om dat te zien.

Waakzaamheid, waken is dus niet gelijk aan wachten en niets doen. Het is verwachten, uitzien naar de toekomst op een actieve manier. Crisissituaties zijn onvermijdelijke en vruchtbare gebeurtenissen in de geschiedenis van mens en mensheid. Het gevaar bestaat er echter in dat mensen zich in die crisis gaan opsluiten in de overtuiging dat er ’toch niets meer aan te doen’ is. Bijbelse hoop en verwachting hebben niets te maken met fatalisme of vals optimisme. Het is een realistische hoop, het is het op zich nemen van de moeilijkheden en de crisis en de soms lange weg gaan. Soms duurt die weg vier weken, soms veertig dagen, maar soms ook veertig jaar door de woestijn. Dat mag ons niet laten stilstaan of achteruitgaan. We moeten in vertrouwen blijven vooruitgaan op de weg van de Heer. “Kom, laten optrekken, naar de berg van de Heer, naar de tempel van Jakobs God. Hij zal ons zijn wegen wijzen en wij zullen zijn paden bewandelen… Kom, laten wandelen in het licht van de Heer” (Jesaja 2,3.5). Jesaja roept op om te geloven en verder te gaan, want zonder geloof is alle activiteit tot mislukken gedoemd, zonder geloof heeft dit leven geen fundament, zonder geloof is er alleen maar oorlog en geweld tussen mensen. Zonder Gods Woord, zonder de Thora, de wegwijzers van God, blijft alleen het recht van de sterkste over. Als God doodverklaard wordt in onze wereld, gaat het er ook met de mens slecht aan toe.  Niet passief afwachten, maar actief meewerken aan een betere toekomst, waarin toch niet alles van onszelf komt, maar ons gegeven wordt van elders.

Uiteindelijk hangt niet alles van onszelf af, goddank! Het is met vele dingen zo: ons beroep, liefde, vriendschap, de dingen des levens. Veel kunnen wij zelf met eigen inspanning bereiken, andere dingen vallen me te beurt, moeten van elders komen, vaak onverwacht. De toekomst alleen van de mens laten afhangen, is erg beperkend. De gruwelen van de 20ste en 21ste eeuw hebben ons getoond waartoe dat kan leiden. De toekomst alleen van God laten afhangen, zou onze vrijheid beknotten en ons leven in handen leggen van het noodlot. Beiden horen samen, de toekomst ligt in de handen van God en mensen. Amen.