Preek op 16-12-2018, 3e zondag van de Advent, pastoor Frank Domen
Openingswoord
Broeders en zusters, allemaal van harte welkom op deze derde zondag van de Advent. Wij steken nu de derde kaars aan …
Er komt weer een beetje meer licht. Het licht van Jezus Christus schijnt in de duisternis.
In het evangelie vragen mensen aan Johannes de Doper wat zij moeten doen. En het antwoord is verbazingwekkend eenvoudig. Wie dubbele kleding heeft, moet delen; wie voldoende voedsel heeft ook. Belastingontvangers mogen niet meer vragen dan is toegestaan. Soldaten moeten niemand uitplunderen, maar tevreden zijn met hun soldij.
Doen wij het goede, dat bij onze levensstaat hoort, de gewone dingen van elke dag, dan horen wij bij het Rijk der Hemelen, nu en in de toekomst bij God.
Waar wij tekortgeschoten zijn in liefde voor God en de naaste, vragen wij samen om vergeving.
Openingsgebed
Laat ons bidden. God, Gij weet hoe uw volk met geloof uitziet naar het feest van Christus’ geboorte. Wij bidden U: laat ons de vreugde van dit heilsmysterie beleven en dit feest steeds weer met blijdschap vieren. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon … Amen.
ofwel
Laat ons bidden. Heer onze God, altijd zijt Gij bezorgd om ons geluk. Geduldig en getrouw bereidt Gij uw volk voor op de komst van de Heiland. Doorbreek onze onmacht, ontsluit ons hart; dat wij onbevangen Hem erkennen, die midden onder ons zal komen: Jezus Christus, uw Zoon, onze Heer. Die leeft en heerst … Amen.
Kinderwoorddienst
Preek
Broeders en zusters, als we aan mensen vragen om met één woord aan te geven waar het in de biecht om gaat, dan zegt iedereen: vergeving. Het zal jullie misschien verbazen, maar het is niet het beste antwoord. Natuurlijk hebben wij vergeving nodig, maar het gaat uiteindelijk om iets diepers: om genezing.
Als wij God in de biecht ‘alleen maar’ om vergeving vragen, merken wij, dat na drie keer biechten, ja, na tien en twintig keer, ons zondenlijstje nog steeds hetzelfde is.
Ik heb van oudere mensen de verhalen daarover vaak gehoord. Altijd hetzelfde lijstje. Eén iemand vertelde me zelfs, dat hij één lijstje had voor de zomer en één voor de winter. En op een keer biechtte hij per ongeluk in de winter het lijstje van de zomer: dat hij bij de buren uit de bomen kersen had gestolen.
Dat mensen iedere keer met hetzelfde komen, heeft te maken met onze zwakheid, maar ook begrijpen zij misschien niet echt wat Jezus Christus voor ons kan en wil doen. Hij wil met zijn genade ons niet alleen vergeven, maar ons ook genezen van ons verkeerde gedrag, van onze ongeordende verlangens, die de oorzaak zijn van onze zonden. Wie alleen vergeving krijgt, lijkt op kleine kinderen, die iedere dag opnieuw na het spelen in de zandbak, weer in bad moeten. Dat gaat maar door. Iedere keer hetzelfde.
Wat is genade? De Catechismus van de Katholieke Kerk zegt het zo: “De genade is een deelname aan het leven van God en leidt ons binnen in de innigheid van het trinitaire leven” (CKK 1997).
Genade is niet alleen een hulpmiddel om het goede te doen, maar een nieuw leven, aan onze ziel gegeven, om te kunnen leven, zoals God leeft. Wij hebben ons eigen leven, maar genade is, dat daar het leven van God, zijn aanwezigheid, nog bijkomt.
De Catechismus zegt: “Onze Heer Jezus Christus, Geneesheer van onze ziel en van ons lichaam, die de lamme zijn zonden vergeven heeft en hem zijn lichamelijke gezondheid heeft teruggegeven, wilde, dat zijn Kerk, in de kracht van de Heilige Geest, zijn werk van genezing en heil zou voortzetten, ook jegens haar eigen leden”.
Dus alles wat Jezus Christus aan werk heeft verricht, ook de genezingen, moest door de apostelen worden overgenomen.
Mooi is, dat in het verhaal van de genezing van de lamme Jezus Christus niet wordt voorgesteld als een strenge rechter, met het bekende opgeheven vingertje, maar als de grote geneesheer, die niets liever wil dan onze ziel én ons lichaam genezen.
De vier mannen, die met heel wat inspanning, hun zieke vriend bij Jezus Christus brengen, en ook alle aanwezige omstanders, zijn verrast als Jezus de zieke éérst zijn zonden vergeeft en dan pas zijn lichaam geneest. Lichamelijke ziekte kán verband houden met geestelijke ziekte, met zonde, en dan kan de vergeving van zonden een eerste stap zijn naar volledige genezing.
Voor alle duidelijkheid: het is echt niet zo, dat iedere ziekte samenhangt met een of andere zonde. Op een dag vragen de leerlingen aan Jezus waarom een bepaalde man blind is geboren, vanwege zijn eigen zonden of vanwege die van zijn ouders? Jezus antwoordt, dat noch hij noch zijn ouders hebben gezondigd, maar dat door deze blinde God zijn wondermacht kan laten zien. Zonder een blinde kan Jezus niet laten zien, dat Hij een blinde kan genezen (Joh. 9, 2-3).
Jezus Christus ziet zichzelf vooral als een geestelijke genezer. Tegenover de kritische Farizeeën zegt Hij, dat Hij niet is gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars (Mt. 9, 12-13). Hij wil mensen allereerst van hun geestelijke kwalen genezen.
Zuster Maria Faustina – al een half jaartje lang mijn grote favoriet – zegt het in haar dagboek als volgt: “Wij gaan biechten … om genezing te ontvangen. Wij komen … om onderwezen te worden als een klein kind. Onze ziel heeft voortdurend behoefte aan onderricht” (dagboek 377).
Valt het ons op, dat zuster Faustina het heeft over “genezing en onderricht”? Ze noemt niet eens zonde en vergeving. Omdat zij weet, dat de zonde ons verwondt en zelfs nadat onze zonden zijn vergeven, wij gewond en geestelijk zwak blijven. Vergeving is noodzakelijk, maar het is de opstap naar de nog veel belangrijkere genezing.
Buiten, en zelfs binnen de Katholieke Kerk, horen wij weleens de misvatting, dat de biecht een snelle oplossing is: “Eventjes biechten en dan is alles weer goed”. Nee, het belangrijkste is nog niet goed. Die neiging om die ene zonde te doen, of om dat ene goede niet te doen, zit nog steeds in ons.
Het Sacrament heeft dan ook inderdaad alles te maken met onderricht. Paus Johannes Paulus II verwijst naar de biecht als een “Sacrament van verlichting (…) een waardevol licht op de weg naar de volmaaktheid”. En Paus Benedictus XVI zegt zelfs, dat de priester er niet alleen is om de absolutie – de vergeving – te verlenen, maar “geroepen is om de rol van vader, spirituele gids, leraar en onderwijzer op zich te nemen”.
Door te zondigen verminken wij onszelf, zodat wij niet meer op God lijken, terwijl wij juist geschapen zijn om in deze én in de toekomstige wereld evenbeelden van God te zijn. We lijken niet op Hem, we denken niet zoals Hij, we gedragen ons niet zoals Hij. En daarom wil Jezus Christus door het Sacrament van de Verzoening in ons de gelijkenis met de hemelse Vader herstellen. Hij vertelde aan zuster Maria Faustina, dat de grootste wonderen in de biechtstoel gebeuren, en dat er geen zondaar is, die niet kan worden hersteld.
Laten we nog even kijken naar de parabel van de verloren zoon. Hij verspilt het halve vermogen van zijn vader, maar erger is, dat hijzelf zijn waardigheid als zoon verliest. En hij is zich er ook van bewust, dat hij zijn leven verspild heeft. Hij had zo veel goed kunnen doen.
Op het eerste gezicht lijkt het erop, dat hij vanwege zijn honger en armoede naar het huis van zijn vader terugkeert. Maar Paus Johannes Paulus II wijst erop, dat de jongste zoon zich bewust is van zijn geestelijke verlies: “Vader – zegt hij – ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u; ik ben niet meer waard uw zoon te heten” (Luc. 15,21). Wat de teruggevonden zoon nog niet beseft, is, dat barmhartigheid veel verder reikt dan rechtvaardigheid; het is goddelijke liefde, die uitgegoten wordt over mensen, die dat eigenlijk niet verdienen, maar wel nodig hebben.
Zoals de zoon tegenover zijn vader belijdt, dat hij heeft misdaan; zoals wij bij een dokter uitspreken wat onze klachten zijn, zodat hij ons kan helpen, zo spreken wij ook in het Sacrament van de Verzoening onze kwalen uit, opdat wij in Jezus vergeving en vooral genezing mogen krijgen. Wij belijden onze zonden, maar ook de oorzaken daarvan. Dan mogen wij weten, dat onze hemelse Vader een proces van diepe heling zal beginnen. Wie weet ziet ons zondenlijstje na een jaar iedere maand biechten – dat is wat de Kerk en ook Moeder Maria in Medjugorje adviseert – er dan heel anders uit. Wij hebben het oude echt achter ons gelaten. Wij zijn nieuwe mensen geworden. Amen.