Preek op 04-03-2018, 3e zondag van de Veertigdagentijd, diaken Eelke Ligthart

Preek op 04-03-2018, 3e zondag van de Veertigdagentijd, diaken Eelke Ligthart

openingswoord

Allemaal van harte welkom bij de viering van de H. Eucharistie op de 3e zondag van de vasten.

Als je gasten krijgt, zorg je dat de boel thuis aan kant is. Dat het huis is opgeruimd, en vooral dat er een gastvrije sfeer heerst. Je hoopt toch immers dat jouw gast zich bij jou thuis zal voelen.

Zo moet er ook een gastvrije sfeer heersen in het huis van God. Bij hem immers zijn alle mensen welkom. Toch is dat niet altijd zo, zoals Jezus en zijn leerlingen ervaren in het evangelie van vandaag. Ze gaan de tempel van Jeruzalem binnen en bij het zien van wat zich daar allemaal afspeelt, geloven ze hun ogen niet. De hele voorhof is vergeven van de geldwisselaars en veehandelaren die daar hun handeltje drijven waarmee ze pelgrims geld uit de zak proberen te kloppen. Met hun op winst beluste bedrijvigheid onttrekken ze aan het zicht waar het op deze plaats eigenlijk om gaat: de eredienst aan God. Maar vooral doen ze vergeten dat God gastvrij is en dat hij in de tempel een ruimte wil scheppen die vrij is van alle zucht naar gewin. Zo ook in onze kerk. Als je binnen komt moet het een ruimte zijn van stilte, van gewijde aandacht. Een plaats van ontmoeting met de Heer. Hij wijst ons vandaag opnieuw de goede richting.

preek

De eerste lezing, uit het boek Exodus, geeft God een belangrijke aanwijzing wie Hij is voor zijn volk. Het is een verfrissende stap terug in de tijd, toen het volk nog geen vaste woonplaats had, laat staan dat er een vaste woonplaats was voor God. Hier in de woestijn stelt God huisregels op, die een richtsnoer voor het volk moeten vormen zodra ze zich in het land Israël hebben gevestigd. Historisch moet men dit misschien een beetje met een korrel zout nemen, omdat de tekst ontstaan is in de tijd dat het volk al lang en breed in het beloofde land woonde. Maar het reeds lang gesettelde volk houdt zichzelf met het beeld van een God, die huisregels uitvaardigt terwijl ze nog onderweg zijn, blijvend een spiegel voor. Dit om het eigen bestaan te toetsen aan datgene waarom het God, die hen bevrijdde uit de slavernij, allemaal begonnen is. In de eerste lezing vinden we daarvan de uitwerking, eindigend in de voorschriften, in wat we de Tien Geboden of de Tien Woorden noemen.

Maar als mensen eenmaal gesetteld zijn, zowel geestelijk als fysiek, gaat het vaak mis. Dat maakt het evangelie op pijnlijke wijze duidelijk. De beroemde tempel, het centrum van de Joodse wereld en het huis van God voor de volken, is een verlengstuk van de markt geworden. De hartstocht voor zijn huis, waarover de dichter van Psalm 69 spreekt, heeft plaatsgemaakt voor de hartstocht voor het eigen gewin. Dat is waar Jezus zich geweldig over opwindt. Als het huis van God al geen plaats meer is waar mensen onvoorwaardelijk bij hem te gast mogen zijn, een plaats waar we Hem mogen en kunnen ontmoeten, dan is het slecht gesteld met het volk.

Van de tempel, Gods huis, loopt een draad naar het huis van de menselijke ziel. Als we God willen ontvangen, moet het huis van onze ziel schoon en opgeruimd zijn. Niets liever immers wil hij dan bij ons zijn intrek nemen. Maar dan moet hij wel naar binnen kunnen, en daarom moet binnen alles in het teken staan van gastvrijheid. Helaas is dat lang niet altijd het geval. Soms staat de tempel van onze ziel zo vol met allerlei misplaatste zaken dat het voor God onmogelijk is om er binnen te komen. De deur kan niet meer open, of er is binnen geen ruimte meer. Logisch dat als we op deze manier leven, God niet binnen kan komen.

Maar natuurlijk hoeft het lang niet altijd zo te gaan. Veel mensen zijn van goede wil en willen niets liever dan dat God bij hen komt wonen. We kunnen echter ook een té goede gastheer of gastvrouw willen zijn. Door te denken dat we ons tot het uiterste moeten uitsloven door uit te blinken in vrome praktijken om hem te kunnen ontvangen, houden we de deur ook dicht voor hem. Onbewust zijn we dan aan het handelen met God. Dan lijken we op de kooplui die Jezus uit de tempel wegjaagt: de duivenverkopers, de veehandelaren en de geldwisselaars. Jezus zegt: Ruim dat allemaal op! God heeft de ziel van de mens gemaakt als een plaats waar hij alleen met ons wil wonen. Weg dus met alles waar hij over kan struikelen, zelfs als er een sfeer van vroomheid omheen hangt.

Betekent dit dat we dan maar niets meer moeten doen en moeten wachten tot we een ons wegen? Nee. Om God binnen te laten komen, moeten we hem wel uitnodigen. Allereerst door ons niet mooier voor te doen dan we zijn. Soms zijn we letterlijk en figuurlijk zo opgeruimd dat we een al gastvrijheid zijn. Maar soms ook heeft het huis van onze ziel achterstallig onderhoud, is het er somber en bedompt, zitten er scheuren in de muren en gaten in het dak. Soms voelen we onszelf niet meer thuis in het huis van onze ziel, omdat we eenzaam zijn, verdrietig, angstig of van onszelf vervreemd.

In dat geval mogen de huisregels die God zijn volk gaf ook ons tot richtsnoer zijn. Ze zijn immers bedoeld om de wereld waarin we leven bewoonbaar te maken, te beginnen met onze binnenwereld. Dat ze ons mogen helpen om het huis van onze ziel tot een echt thuis te maken, opdat we er samen met God mogen wonen. Amen.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments