Preek op 03-06-2018, Sacramentsdag, jaar B, pastoor Frank Domen

Preek op 03-06-2018, Sacramentsdag, jaar B, pastoor Frank Domen

openingswoord

Broeders en zusters, allemaal van harte welkom op deze feestdag van het heilig Sacrament van het Lichaam en Bloed van Christus. Aanstaande vrijdag vieren wij nog het hoogfeest van het heilig Hart van Jezus en dan hebben wij voorlopig alle feesten weer gehad.

Na het feest van Hemelvaart kwam dat van Pinksteren. Jezus Christus was altijd lokaal aanwezig; plaatselijk was Hij of in Jeruzalem of in Jericho of in Kafarnaüm. Maar altijd op slechts één plaats tegelijk. Toen Hij echter afscheid nam om plaats te maken voor de heilige Geest, kon de Geest van Jezus voortaan overal worden aangeroepen.

Daarna kwam het feest van de heilige Drie-eenheid. Drie goddelijke Personen, de Vader, de Zoon en de heilige Geest, en toch maar één God. Zulk een eenheid is voor ons, mensen, onvoorstelbaar, maar het is een troost, dat een zo grote God zo veel van ons houdt en ons zo nabij is. Hij is vele malen groter dan onze grootste aardse vreugde, groter dan ons grootste aardse verdriet.

En hoe is Hij ons dan zo nabij? Door de Sacramenten, vooral in het Sacrament van de Eucharistie.

Dat God overal is, oké. Dat Hij almachtig is, fijn, wij mogen ons veilig bij Hem voelen. Maar dat Hij zich zo klein en kwetsbaar maakt, dat Hij door de heilige Communie in ons kan komen, dat is een ongekende liefde, een ongeëvenaarde nabijheid.

Wij gaan te Communie om meer aan Jezus gelijk te worden. Vragen wij, dat ook wij mogen groeien in liefdevolle nabijheid.

openingsgebed

Laat ons bidden. God, voor hen die Gij bemint, is niets zo dierbaar als uw blijvende aanwezigheid. Uw Zoon heeft ons zijn Lichaam en zijn Bloed gegeven, het grote teken van het nieuw verbond. Laat de gedachtenis aan zijn lijden, dood en opstanding ons steeds voor ogen staan, als wij rondom uw heilige tafel eten van dit brood en drinken uit deze beker. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon …

preek

Een waargebeurd verhaal. Heel lang geleden leefde er een pastoor in La Grave, een dorpje in de Franse Alpen. Hij bewaarde het Allerheiligste, het Lichaam van Christus, in een armoedig houten kistje achter het altaar. Op 20 mei 1488 kwam de bisschop van Grenoble op bezoek, en gaf de pastoor opdracht links naast het altaar een kastje te maken, vanbinnen met zijde bekleed, voorzien van een houten deurtje, dat met een sleutel kon worden afgesloten. Daarin moesten de heilige Hosties worden bewaard. Hij kreeg zes maanden de tijd om die opdracht uit te voeren. Zo niet, dan zou die oneerbiedige pastoor geëxcommuniceerd worden, dat wil zeggen uit de kerk gezet, buiten de geloofsgemeenschap geplaatst.

Het verhaal vertelt niet of die middeleeuwse pastoor de bisschoppelijke opdracht ook werkelijk is nagekomen. Dat weet men niet.

Wat wij wel weten, is dat wij onszelf als het ware excommuniceren, onszelf als christen buitenspel zetten, dat wij los van het evangelie en het geloof raken, als wij wel de heilige Hosties eerbiedig bewaren, maar niet bereid zijn ons dagelijks brood en leven te delen met elkaar en met de noodlijdenden. Wie alleen op eigen voordeel uit is, en wie alleen het eigen geluk ter harte gaat, heeft niets begrepen van het teken, dat Jezus naliet en dat op de feestdag van vandaag nog meer dan anders centraal staat. Een teken – zijn testament, zijn laatste wilsbeschikking – dat Hij naliet om tot zijn gedachtenis te vieren én te doen. Die laatste gedenkwaardige avond maakte Hij zijn leerlingen nog eens duidelijk, dat zij hun leven – net als Hij – moesten geven en delen, zoals Hij zich in de heilige Communie aan hen uitdeelde.

“Nadat zij de lofzang gezongen hadden, gingen zij naar de Olijfberg,” zo schrijft de evangelist Marcus. Na iedere Eucharistieviering komt het leven van alledag, met zijn ups en downs.

Hoe mooi de viering ook is, hoe fraai het tabernakel of onze monstrans ook is, buiten deze kerk is er verdriet en een wereld, die vaak één grote Hof van Olijven lijkt. En daar moeten wij waakzaam blijven: niet door het verdriet heen slapen van mensen in nood, mensen in angst, zoals de leerlingen destijds: “Kunt Gij niet één uur met mij waken?”, vraagt Jezus.

Waakzaam zijn om het geluk van anderen; jezelf uitdelen tot heil van anderen, dat deed Hij ons voor. Dat mogen wij niet vergeten, en daarvan is de Eucharistie het blijvend teken.

Christus mag in monstransen, maar moet meegedragen worden in het leven van iedere dag; dat mag in een plechtige processie, maar moet in duidelijke keuzen, in evangelisch handelen, in de menselijke zorg en offers, die wij brengen.

Die Franse dorpspastoor kreeg van de bisschop de wind van voren. Maar Jezus geeft de bisschoppen en ons allemaal hetzelfde verwijt als wij Hem niet zien in kleine en noodlijdende mensen, gebroken als Hij. Die mensen zijn voor Hem heilig, het Allerheiligste. Voor hen gaf Hij zijn allerheiligste Leven.

Maken wij onszelf zo klein en zo eenvoudig als de heilige Hostie. Dan zullen wij andere kleine en eenvoudige mensen niet over het hoofd kunnen zien. Amen.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments