Preek op 06/07-10-2017, zaterdag vóór het 150-jarig bestaan, in de tehuizen, pastoor Frank Domen

Preek op 06/07-10-2017, zaterdag vóór het 150-jarig bestaan, in de tehuizen, pastoor Frank Domen

openingswoord

Broeders en zusters, allemaal van harte welkom. Zondag vieren wij het 150-jarig bestaan van onze parochie. Een groots jubileum waarvoor wij God en ook elkaar bijzonder willen bedanken.

In de tweede lezing van vandaag geeft de heilige apostel Paulus ons een geweldige opdracht: “Houdt uw aandacht gevestigd op al wat waar is, al wat edel is, wat rechtvaardig is en rein, beminnelijk en aantrekkelijk, op al wat deugd heet en lof verdient.”

Ik denk, dat wij als Dionysiusparochie het inderdaad zo doen. Al wat waar is en edel, dat gaat over God. Wij houden ons oog op Hem gericht. Maar ook op Gods kinderen, onze medemensen. En daarom zegent God ons. Daarom mogen wij al 150 jaar lang bestaan. Omdat wij Gods leerlingen zijn. Met vallen en opstaan weliswaar, maar wij doen het.

Danken wij God met heel ons hart en vragen wij om zijn zegen, opdat wij op de goede weg kunnen voortgaan.

openingsgebed

Laat ons bidden. Almachtige eeuwige God, Gij blijft alle mensen roepen en met geduld wacht Gij van elk van ons het antwoord af. Wij bidden U, dat de drukte van het leven uw uitnodiging niet overstemt, dat wij niet vergeefs uw roepstem horen. Doe ons ondervinden hoe Gij groei en wasdom geeft en wij, uw Kerk, de wijngaard van de wereld moeten zijn. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon … Amen.

preek

Wij maken het allemaal weleens mee, dat mensen van wie wij houden ernstig ziek worden. Soms zo erg, dat zij eraan sterven. Maar er zijn ook ziektes waar je jaren mee kunt leven. Soms is dat ook voor de familie een hele opgave. Als iemand bijvoorbeeld zo erg aan het dementeren is, dat hij zijn eigen familie niet meer kent. Dan krijg je van die situaties, dat je eigen vader of moeder aan je vraagt: “Wie bent u?”

Ik heb dat in mijn familie gelukkig niet meegemaakt, maar ik heb mensen ontmoet wie dat wel overkwam en het lijkt mij heel pijnlijk, heel verdrietig. Voor iemand aan wie jij heel veel te danken hebt, die van alles voor jou heeft gedaan, met wie je vreugde en verdriet hebt gedeeld, ben jij opeens een volslagen vreemdeling. Dat kan als een zwaard door je hart gaan.

Iets dergelijks is God overkomen. Zowel in de eerste lezing als in het evangelie is er sprake van een wijngaardenier en zijn wijngaard. De wijngaardenier is natuurlijk God en zijn wijngaard is zijn volk. Zoals een wijngaardenier aan zijn wijngaard werkt in de hoop vele heerlijke druiven te krijgen, zo werkt God aan zijn volk in de hoop vele goede werken te zien en om eens al de mensen van zijn volk definitief in zijn hemelhuis te kunnen opnemen.

Gods volk herkent echter zijn eigen God niet meer. De Joden zijn als dementerende mensen, die hun eigen familie, hun eigen oorsprong, niet meer kennen. God stuurt zijn profeten, de één na de ander, om hen tot inzicht te brengen, maar de mensen luisteren niet. En als de mensen het vervelend beginnen te vinden, vermoorden zij de ene profeet na de andere.

Gods liefde is echter zo groot, zijn verlangen om de mensen te helpen zo sterk, dat Hij uiteindelijk zijn eigen Zoon stuurt. Maar deze wordt helemaal als een lastpak ervaren en zonder mededogen uit de weg geruimd. Gods mensen doden Gods mensen en daarmee doorboren zij het Hart van God zelf. God is getroffen tot in het diepste van zijn Hart.

Dat mensen God wel of niet herkennen vindt natuurlijk plaats in verschillende gradaties. De ene mens herkent God wat meer dan een ander. De één herkent God nog minder dan een ander.

Wíj, die hier in de Kerk zijn, hebben in ieder geval God in een bepaalde mate herkend. Wij geloven, dat Hij onze Schepper is. Wij hebben ons bestaan niet alleen aan onze ouders te danken, maar eigenlijk allereerst aan God, de Gever van alle leven. Wij weten ook, dat wij naar God op weg zijn. Onze ziel is uit Gods Hand voortgekomen om uiteindelijk weer naar Hem terug te keren.

Wat nog veel moeilijker is, en waar God nog dankbaarder om is: wij herkennen God en zijn Zoon in de Kerk. Door doopsel, communie en vormsel zijn wij één geworden met God en zijn Zoon. Wij beseffen, dat hier heel bijzondere woorden worden voorgelezen: het zijn menselijke stemmen, die wij horen, maar het zijn Gods eigen woorden, die weerklinken.

Maar … herkennen wij God ook onder andere omstandigheden!? Herkennen wij God, die als een echte en vakkundige wijngaardenier de wijnstokken snoeit, zodat ze nóg méér vruchten gaan voortbrengen!? God kan ons leven snoeien door het toe te laten dat ons bepaalde moeilijkheden overkomen. Problemen van ziekte of werkeloosheid, spanningen binnen de familie of op het werk. Het zijn allemaal een soort bekoringen. Zaken waarmee God ons wil beproeven. Waardoor Hij ons sterk genoeg wil maken om nóg grotere gaven te ontvangen, om voor Hem en de mensen nóg grotere werken te kunnen doen.

Laten wij eerlijk zijn: als er negatieve dingen in ons leven gebeuren, beschouwen wij ze als een hinderlijke last, die wij zo gauw mogelijk willen kunnen afwerpen. Stel echter, dat de akker zijn mest zou kunnen afwerpen, zou ze dan nog veel vruchten kunnen voortbrengen!? Of dat de gewichtheffer zijn halters in de kast zou leggen, zou hij dan nog kans maken op het kampioenschap!?

Het is al heel wat dat wij God herkennen in de schepping en in de Kerk. Proberen wij God ook te zien in de moeilijke omstandigheden van het leven. Als een kundig chirurg geneest Hij de zwakke plekken in onze ziel en onze geest, maakt Hij ons geschikt om in deze wereld een instrument in Gods hand te zijn én … om als een echt kind van God eens in zijn eeuwig leven te kunnen delen.

Herkennen wij God in alle mensen, omstandigheden en gebeurtenissen. Dan wordt alles lichter en blijer. Dan heeft alles zin en betekenis. Amen.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments