Preek op 01-01-2017, Hoogfeest Maria, Moeder van God, pastoor Frank Domen
openingswoord
Beste mensen, alweer een jaar voorbij. De tijd vliegt. Wat is er veel gebeurd, in Kerk en samenleving. In ons eigen leven en in de parochie.
Wij eindigen het oude jaar met Maria en wij beginnen het nieuwe jaar ook met haar: Maria, de Moeder van God. Zoals Jezus van zichzelf zegt, dat Hij de eerste en de laatste is, zo is Maria door de Kerk ook aan het begin en aan het einde van het jaar geplaatst. God heeft het eerste woord én het laatste. Hij zal uiteindelijk overwinnen. Dan zal er alleen nog maar vrede en vreugde zijn.
Ik hoop, dat wij voor het nieuwe jaar goede voornemens maken, óók als het gaat om ons contact met God en de Kerk. Zelf heb ik mij voorgenomen – wanneer mogelijk – een beetje meer te bidden én ik heb mij voorgenomen een andere houding aan te nemen: in liefde en dankbaarheid het moment hier en nu te beleven. Druk of niet druk, daar kan ik mij ieder moment van de dag in oefenen.
Proberen wij vooral te groeien in geloof, hoop en liefde. Dan helpen wij Jezus en Maria, onszelf en anderen om van 2017 een goed jaar te maken. Spannen wij ons echt in, zodat iemand – misschien een engel – in het Boek des Levens kan schrijven: En God zag, dat 2017 heel goed was.
openinsgebed
Laat ons bidden. God, door het moederschap van de heilige maagd Maria hebt Gij de rijkdom van de verlossing aan de mensen geschonken. Wij bidden: laat ons de voorspraak ondervinden van haar door wie wij de Gever van het leven mochten ontvangen: Jezus Christus, uw Zoon, onze Heer. Die met U leeft en heerst…
preek
“Haastige spoed is zelden goed”. Zelden. Soms is haast dus wel goed. Als je de laatste trein richting thuis dreigt te missen is het goed – zonder al te grote risico’s te nemen – je een beetje te haasten.
In het evangelie hebben de herders haast. Er is iets bijzonders aan de hand: zij hebben een verschijning van engelen gehad en die hadden een wel heel bijzondere boodschap: dat de Redder van de wereld was geboren!
In de stal waar zij al zo vaak zijn geweest, zien zij iets heel gewoons: een os en een ezel; en een vader en een moeder met een baby. Maar vanwege de woorden van de engel, en wegens het engelenkoor, konden zij in dit tafereeltje het goddelijke herkennen. Zij begrepen, dat met de geboorte van dit Kind God met de mensheid een nieuw begin had gemaakt.
Die herders waren ongeschoold, maar niet achterlijk. Zij begrepen, dat deze baby niet meteen de wereld zou gaan veranderen. Maar het begin was er. Nu was het een kwestie van geduld. Eens zou hij een volwassen man zijn en dan zou Hij als Gods instrument de wereld gaan veranderen.
Waarschijnlijk hadden zij bij dat veranderen van de wereld een verkeerde voorstelling. Maar er zou hoe dan ook in de nabije toekomst iets gaan gebeuren. En daarom gingen zij later weer blij naar huis.
Vandaag is er ook voor ons een Blijde Boodschap. Er zijn helaas geen engelen. Jullie zullen het met mij, met de diaken, de lector en de misdienaars moeten doen. Misschien een teleurstelling, maar de Boodschap is er niet minder belangrijk om: de Moeder van God is ook ónze Moeder.
Wat betekent onze aardse moeder niet voor ons! Aan liefde en zorg! Misschien heeft zij ook voor ons bij onze aardse vader heel wat voor elkaar gekregen! Een beetje vader zwicht al gauw voor de goede vragen van moeder. Zo is het voor ons geweldig te weten, dat wij in de hemel een Moeder hebben, die de Moeder is van God zelf. Wat zal zij niet allemaal voor ons gedaan krijgen!?
Maar… vragen wij Moeder Maria wel met voldoende geduld? De herders waren al blij dat zij het Kind mochten ontmoeten. Zijn wij blij met de ontmoeting met onze hemelse Moeder? Zijn wij bereid te wachten en te wachten, totdat ze in de hemel zeggen: en nu is de tijd gekomen!?
In de tussentijd kunnen wij zelf anderen zegenen. Dat zei God tegen Mozes in de eerste lezing: “Als gij de Israëlieten zegent, doe het dan met deze woorden: “Moge de Heer u zegenen en u behoeden! Moge de Heer de glans van zijn gelaat over u spreiden en u genadig zijn.” Als wij door Jezus en Maria gezegend willen worden, moeten wij allereerst zelf veel mensen zegenen, hen bij God aanbevelen. Dat is in de wereld ook zo. Wil je veel vrienden hebben, dan moet je eerst zelf een vriend zijn voor anderen.
En, broeders en zusters, belangrijk is ook dat wij de juiste vragen stellen. Wij vragen niet eerst een fietstas en dan een fiets, nee, eerst het belangrijkste – de fiets – en dan de bijkomstigheden: de tas.
In de tweede lezing horen wij waarom Jezus op aarde is geboren: om ons, slaven, vrij te maken. Wij zijn slaven van een wet, namelijk dat wij worden geboren met de erfzonde en dus niet als kind van God. Daarvan wil Jezus ons bevrijden. Hij wil ons aannemen als zijn broeders en zusters; Hij wil ons door het doopsel maken tot kinderen van God. Wij moeten dus niet eerst bidden om gezondheid en het welslagen van een examen – hoe belangrijk dat voor ons ook is – maar wij vragen eerst voor onszelf en voor onze familie en vrienden, dat wij echt als kinderen van God mogen leven; dat wij beter mogen gaan beseffen, dát wij kinderen van God zijn en dus alle reden hebben om gelukkig te zijn, om te mogen hopen op het eeuwig geluk. En als God ziet, dat het verlangen van ons hart uitgaat naar die belangrijkste dingen, geeft Hij de rest er ook wel bij.
Broeders en zusters, het gaat er vandaag om, dat de herders in dat gezinnetje God herkenden; dat wij mogen weten, dat God in Jezus en Maria en Jozef ook ons nabij is; dat wij dus alle reden hebben om ons als het ware te haasten naar de kerk waar wij hen op de meest intense wijze kunnen ontmoeten; dat wij net als de herders wel geduld moeten hebben; dat wij kunnen vertrouwen op onze hemelse Moeder; dat wij veel zegen moeten geven als wij veel zegen willen ontvangen.
Lieve mensen, op 25 december 1988 gaf Maria in de bedevaartsplaats Medjugorje haar Bijzondere Moederlijke Zegen aan alle aanwezigen en zij vroeg uitdrukkelijk om deze zegen aan andere mensen door te geven. Zij beloofde bij andere gelegenheden, dat God de Vader en zijzelf alle mensen, die deze zegen ontvangen, extra zou beschermen.
Zelf heb ik in de straten van Heerhugowaard al aan enkele duizenden mensen deze zegen gegeven – iedere dag enkele tientallen – zonder dat zij dat weten. Wij hoeven iemand alleen maar aan te kijken en zachtjes in onszelf te zeggen: “Ik zegen jou met de Bijzondere Moederlijke Zegen van Maria in de Naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. Amen.” Ook als kinderen of kleinkinderen of andere mensen bij ons op bezoek komen, kunnen wij hen deze zegen geven.
Er zijn twee mogelijkheden: wij zegenen mensen – allemaal om de beurt! – zonder dat zij het weten, of – als wij denken, dat zij er voor openstaan – wij spreken de zegen hardop uit en maken bij de betreffende persoon een kruisje op het voorhoofd. Wie deze zegen van Moeder Maria bewust ontvangt, kan haar ook weer zelf doorgeven.
In de eerste lezing van vandaag riep Mozes ons op om andere mensen te zegenen. Wij zijn dat natuurlijk nog niet gewend, maar dat is een kwestie van beginnen. Het went vanzelf. Iedereen kan het doen: mannen en vrouwen, volwassenen en kinderen; iedereen mag een ander de Bijzondere Moederlijke Zegen van Maria geven.
Ik zou zeggen: laten wij het eens proberen. Wie weet wat het in onze parochie, in onze gezinnen, op onze scholen en in onze kantoren en bedrijven uitwerkt.
Op het einde van de heilige Mis, al onder het slotlied, kunnen de mensen, die dat willen naar voren komen om deze zegen te ontvangen. Amen.