Preek op 18-07-2016, 16e zondag door het jaar C, pastoor Frank Domen
openingswoord
Broeders en zusters, welkom op deze Dag des Heren. Enige tijd geleden zat ik thuis even op de bank toen ik het raam uitkeek en twee onbekende kerels voorbij zag lopen. Meteen dacht ik: O hemel, die komen toch niet hierheen!?
Abraham, in de eerste lezing van vandaag, zag drie onbekende kerels voorbijlopen. Onmiddellijk ging hij er naar toe en nodigde hen uit de maaltijd bij hem te gebruiken. En het was maar goed dat hij het had gedaan, want het bleken mannen van God te zijn. Zij kondigden hem aan, dat – ondanks hun hoge leeftijd – zijn vrouw Sara en hij volgend jaar om deze tijd een zoon zouden hebben.
Je hoort tegenwoordig veel kwaad over vreemdelingen. Maar er is ook veel leed onder hen. Laten wij niet iedereen over één kam scheren. Staan wij net als Abraham open voor alle mensen, die op ons levenspad komen. Jezus zegt: Wat je voor deze mensen doet, doe je ook voor Mij.
Voor de keren dat wij mensen veroordeeld hebben, bevooroordeeld zijn geweest, vragen wij samen om vergeving. Beloven wij iedereen een eerlijke kans te geven. Dan staat God ook open voor ons.
openingsgebed
Laat ons bidden. Heer God, door Jezus, uw Zoon, leert Gij ons dat echte dienstbaarheid haar oorsprong vindt in onze toewijding aan U. Wij vragen U: maak ons bereid te luisteren naar zijn woord; dat wij ons hart openstellen voor onze broeders en zusters en ons brood met hen breken. Dan zult Gij ons gastvrijheid verlenen en ons eenmaal opnemen in uw eeuwige woning. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon…
kinderwoorddienst
preek
Beste medegelovigen, ik weet nog dat toen ik een jaar of zes was er een oom op bezoek kwam en hij vroeg me of ik een gulden of een knaak wilde hebben. Mijn vader wilde zeker de portemonnee van mijn oom beschermen en fluisterde me in, dat ik maar om een gulden moest vragen. Maar ik liet me niet van de wijs brengen en zei, dat ik wel een knaak wilde hebben: twee gulden vijftig. Als het gaat om materiële zaken weten wij al vroeg wat het kostbaarste is.
Maar wat is nu kostbaarder: het tijdelijke geluk, dat deze wereld te bieden heeft of het eeuwige geluk van God? Het eeuwige geluk van God is volmaakt en er komt nooit een einde aan. Maar zijn wij dan ook bereid daar de juiste conclusies aan te verbinden, namelijk dat als wij al zo hard werken om het materieel goed te hebben, wij ons nog meer willen inspannen om zo vaak mogelijk de wil van God te doen!? Ik denk, dat wij bereid zijn, want wij zijn ook hier samengekomen.
Jezus Christus zegt vandaag: “Marta, Marta, wat maak je je bezorgd en druk over veel dingen. Slechts één ding is nodig. Maria heeft het beste deel gekozen en het zal haar niet ontnomen worden”.
Waarschijnlijk vinden wij het vanzelfsprekend, dat ik als klein kind om die knaak vroeg. Misschien vinden wij het ook logisch, dat Marta aan Jezus opdraagt – want dat doet ze in feite – om tegen haar zus Maria te zeggen, dat ze eventjes moet helpen. Vele handen maken licht werk. Maar Jezus Christus is een andere mening toegedaan. Hij is wel bij deze twee zusjes op bezoek, maar Hij komt niet zo zeer voor de koffie en de koek. Hij heeft een Blijde Boodschap, een boodschap van eeuwig leven. Hij is daar vol van en wil er desnoods uren over vertellen aan iedereen, die het maar horen wil.
Wat is nu voor ons het belangrijkste? Paulus zegt het ons in de tweede lezing. Hij heeft het over een geheim, dat God onder de heidenvolken bekend wil maken. En dat geheim is: “Christus in u” en ook “hoop op de eeuwige heerlijkheid”. Vooral door het doopsel en de heilige communie leeft Christus in ons en mogen wij hopen op onze deelname aan het eeuwige leven in de hemel. Maar dat vraagt wel wat van ons.
Abraham ontving zijn drie gasten en was intens met hen bezig, uren lang. Wij dragen onze goddelijke gast dag en nacht ín ons, jaar in, jaar uit. Wij mogen ons ook intens met Hem bezighouden. Wij hoeven niet nu al met onze gedachte in de hemel te zijn. Wij hoeven ons niet proberen voor te stellen hoe het daar zal zijn. Dat kunnen wij toch niet. Wij kunnen niet nu al bij Hem zijn door tot Hem op te stijgen. Wij kunnen Hem wel vragen of Hij tot ons wil neerdalen. Dan kan Hij bij ons zijn. En dat is ook beter voor onze Kerk en onze wereld: dat Jezus in ons midden komt.
Toen Jezus in de wereld leefde, verkondigde Hij niet alleen zijn Blijde Boodschap, maar genas Hij ook talloos vele mensen, die in Hem geloofden. Zij lieten Hem hun zieke plekken zien. De ziektes in hun lichaam, de ziektes van hun ziel. Zo kunnen ook wij de Heer zeggen: Heer, kijk eens naar mijn zwakke hart, mijn spataderen. Heer, kijk eens naar mijn boosheid, mijn jaloezie, mijn onzuiverheid, mijn ongeduld. Kom, Heer, en genees mij. Of wij vragen genezing voor een ander.
Zoals wij een hele tijd achter elkaar kunnen terugdenken aan bijvoorbeeld een mooie vakantie, elkaar stapels foto’s laten zien of mooie filmpjes, zo mogen wij hier ook best wel even mee bezig zijn. Stellen wij ons in de geest dat zwakke hart voor of dat stukje ongeduld en zien wij hoe de Heer ons met zijn handen aanraakt. Voelen wij de warme, genezende kracht, die er van Hem uitgaat. Dat is mediterend bidden.
Zoiets, beste medegelovigen, kunnen wij tussen de bedrijven door vaker op een dag doen. Het beste deel is voor ons Jezus Christus. Als wij – indien mogelijk – iets vaker wij op een dag met Hem bezig zijn, zal zijn rol in ons leven groter kunnen worden, zal er meer genezende kracht van Hem uitgaan.
Abraham en Sara kregen op hoge leeftijd nog een zoon, Isaäk. Wat heeft God voor ons in petto als wij ons meer en intenser met Hem zouden bezighouden? Wij komen er alleen maar achter door het te doen. Ik garandeer jullie: God zal ons niet teleurstellen.
Ik wil jullie tenslotte een mooi en belangrijk genezingsverhaal vertellen.
Het gaat om een belevenis van de Amerikaanse pastoor Tim Deeter. Tijdens de zomer van 1977 was hij nog seminarist en hij liep toen als kapelaan stage in het Sint-Jozefziekenhuis in Milwaukee in de VS. Hij bezocht de zieken, bemoedigde hen en bracht hen de Communie.
Toen hij zag, dat de patiënten, die in coma lagen eenzaam aan hun lot werden overgelaten, groeide in hem het verlangen om zijn tijd met hen door te brengen. Hij wist, dat van de vijf zintuigen bij comapatiënten het gehoor als laatste wegvalt. Hij zorgde ervoor, dat hij met luide stem tegen de zieken sprak, in de hoop dat ze hem zouden horen, ook al zouden ze niet kunnen antwoorden. Hij sprak hen vriendschappelijk toe en natuurlijk sprak hij hen ook over de verrijzenis van Christus.
Eén van deze personen was nog jong en zij overleefde slechts, omdat zij aan een apparaat was gekoppeld, dat enkele van haar essentiële functies had overgenomen. Het ging om Althaea Turner.
Op een dag vernam pastoor Tim, dat het ziekenhuis, bij gebrek aan bedden, het apparaat bij deze vrouw wilde afkoppelen, omdat ze toch al zo lang in coma lag. Toen hij dit nieuws had vernomen, bezocht hij Althaea en legde zijn hand op die van haar en zei: “Ik heb zojuist gehoord dat ze het apparaat dat u in leven houdt bij u gaan afkoppelen. Als u niet wilt dat uw leven wordt afgebroken, dan wil ik u daarbij helpen, maar dan vraag ik u om een teken: als u in mijn hand knijpt, dan zal ik daaruit begrijpen dat u wilt doorleven.”
Althaea kneep meteen met kracht wel een minuut lang in de hand van pastoor Tim. Het is overbodig om te vermelden hoe aangrijpend deze scène was. De pastoor zei vervolgens tegen Althaea: “Dank u wel, ik ben er nu van overtuigd, dat u wilt blijven leven, maar ik weet niet zeker of ik het ziekenhuispersoneel daar ook van kan overtuigen. Ik zal een verpleegster roepen, en wat u bij mijn hand hebt gedaan, moet u ook bij haar hand doen.” Althaea kneep zo hard in de hand van de verpleegster, dat niemand eraan kon twijfelen dat deze vrouw ervoor streed om te blijven leven. Pastoor Tim zei, dat ongeveer tien dagen later Altaea het ziekenhuis al lopend had verlaten en haar bezigheden had hervat.
Als wij een zwak geloof hebben, kunnen wij maar weinig verwachten. Hebben wij een groot geloof, veel vertrouwen, mogen wij grote dingen verwachten. Onze wereld heeft veel grote dingen nodig. Vragen wij vandaag dus om een groot geloof. Om te beginnen voor onszelf. Amen.