Preek op 06-11-2016, de 32e zondag door het jaar C, pastoor Frank Domen
openingswoord
Broeders en zusters, allemaal welkom.
Met een uitvaart, die wij in Heerhugowaard De Noord mochten verzorgen meegerekend, hadden wij afgelopen week 5 uitvaarten. In de 7 jaar, dat ik nu hier mag zijn, hadden wij dat nog niet meegemaakt.
Wat wij hebben wij veel over de dood gesproken. Maar nog meer over het leven, het eeuwige leven bij God. Wie met God, met Jezus en Maria, door het leven gaat, mag na de voltooiing van het leven op aarde een doorstart maken. De dood mag in deze wereld dan wel doodgewoon zijn, in Gods wereld is haar invloed nergens meer te bespeuren. Wij zijn mensen van het leven, mensen met een toekomst: hier en nu, én daar, bij God.
Vragen wij God, dat wij in het leven steeds vaker de juiste keuzes maken; dat wij elkaar daar ook behulpzaam bij mogen zijn.
Voor de keren, dat wij met een smoesje medemensen aan hun lot hebben overgelaten – wij zouden ons niet met hun privéleven mogen bemoeien – vragen wij samen om vergeving en beloven wij beterschap: ons eigen heil én dat van anderen, kan zomaar afhangen van een enkel woord op het juiste moment gesproken.
openingsgebed
Laat ons bidden. Almachtige eeuwige God, uw trouw is sterker dan de dood: wat Gij ons eens geschonken hebt, kan niemand ons ontnemen. Beveilig ons geloof wanneer de vrees ons voor een valse keuze stelt. En wanneer de vragen van het leven ons onzeker maken, sterk dan onze harten tot vertrouwen en standvastigheid. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon… Amen.
kinderwoorddienst
preek
Broeders en zusters, ik wil vanaf nu soms een stukje catechese aan de preek – die ik dan zal inkorten – laten voorafgaan. Voor onszelf, maar ook om er met kinderen en kleinkinderen en andere familieleden en kennissen over te kunnen praten. Die komen weleens met opmerkingen, dat je denkt: “Wat moet ik daar nu weer op zeggen!?” Bijvoorbeeld: “Opa en oma, jullie weten toch, dat wij van de apen afstammen?” Dan kun je met een grapje antwoorden: “Ja, jongen, sommige mensen wel, maar wij zijn van betere familie”, maar een kind is daar niet echt mee geholpen.
Kinderen worden al op jonge leeftijd in contact gebracht met wetenschap, en dat is goed. Wetenschappers proberen bijvoorbeeld al langer meer te weten te komen over het ontstaan van de aarde. Daarom sturen wij zoveel satellieten de ruimte in. Midden in Europa staat een natuurkundig instituut, CERN, waar ze een kilometerslange installatie hebben gebouwd waarmee men de Oerknal – de ‘Big Bang’ – probeert na te bootsen.
Sommige mensen denken, dat de Kerk daar tegen is en dat zij alleen het scheppingsverhaal aanvaardt als verklaring voor het ontstaan van het heelal. Dat is een stroming, die wij het ‘creationisme’ noemen. Creationisten geloven, dat alles letterlijk is gebeurd zoals het in de Bijbel staat. Maar de Kerk is helemaal niet tegen de wetenschap. Integendeel.
Door de eeuwen heen heeft de Kerk juist veel grote wetenschappers voortgebracht. Het was bijvoorbeeld een Belgische katholieke priester, pater Georges Lemaître, gestorven in 1966, die de theorie van de Oerknal naar voren bracht. Er was in het begin zelfs veel tegenstand van buiten de Kerk tegen de ideeën van pater Lemaître.
Zijn theorie is geen direct bewijs van de schepping door God, maar zij is in overeenstemming met de schepping uit het niets en die begon met het licht. Wij kunnen God gerust zien als de aansteker van dat scheppende vuurwerk, zo’n 14 miljard jaar geleden.
De theorie van de Oerknal is niet de enige theorie. Zo is er de ‘snaartheorie’, die antwoord wil geven op de rol van de zwaartekracht in het ontstaan van het heelal. En dan is er nog de theorie van ‘Intelligent Design’, die zegt, dat het heelal alleen verklaard kan worden als het werk van een intelligente ontwerper.
Zelf voel ik mij het meeste thuis bij deze laatste. Want die intelligente ontwerper is natuurlijk God. Intelligent design heeft moeite met de evolutietheorie, die in erfelijkheid en natuurlijke selectie voldoende verklaring ziet voor het bestaan en het ontwikkelen van het leven op aarde.
Maar elke theorie bevat nog veel onduidelijke factoren. En dat laat zien, dat de exacte wetenschap ook niet alles weet.
Broeders en zusters, het scheppingsverhaal vertelt, hoe God met grote aandacht de wereld heeft geschapen. Hij maakte alles ‘uit het niets’: het grote heelal, maar ook de kleinste molecuul in ons lichaam. Als wij ons daarvan bewust worden, komt God héél dichtbij. God is overal. Zelfs in het duistere heelal waar een ruimtereiziger tussen de planeten zweeft, is Hij aanwezig. Wij lezen dat in psalm 139: “Al stijg ik naar de hemel op: daar zijt Gij reeds; al daal ik in het dodenrijk: Gij zijt aanwezig; al leen ik ook de vleugels van de dageraad en strijk ik neer aan gene zijde van de zee: ook daar is het uw hand die mij blijft leiden.”
Op een of andere manier heeft God de wereld en het leven geschapen. En op een of andere manier – daar gaan wij het een volgende keer over hebben – is het helemaal misgelopen. En daarom was het nodig, dat Jezus Christus naar de aarde kwam om het leven opnieuw te scheppen, te herscheppen. Dat gebeurt vooral door de verrijzenis.
In het evangelie van vandaag hoorden wij over een al langer bestaand conflict tussen de Farizeeën aan de ene kant, die, zoals de Makkabeese broeders van de eerste lezing, wél geloofden in een nieuw leven na de dood, en de Sadduceeën aan de andere kant – een belangrijke groepering rabbijnen – die niet geloofden in een leven na de dood.
Zij zijn het – die de verrijzenis ontkennen – die bij Jezus komen om er met Hem over te praten – of beter gezegd: om Hem zulke vragen te stellen, dat Hij vast zou komen te zitten. Een echt gesprek willen ze dus niet.
Ikzelf heb verschillende ernstige zieke mensen, in het zicht van de dood, horen zeggen: “Ik ga naar ons vader”, of: “Ik hoop straks mijn vrouw weer te zien”, en iemand, wijzend op een foto: “Die daar, die wacht op mij”. Het zijn allemaal eenvoudige verwoordingen van een diep en gelovig verlangen, dat wat ooit werd afgebroken, ook ooit weer ergens zal worden geheeld, want God keert alles ten goede.
Maar dan is er een moeilijkheid, vinden de Sadduceeën, die bij Jezus komen. Stel nu eens, dat een vrouw meer dan eens getrouwd is geweest, hoe moet dat dan later in de hemel? En zo proberen zij het geloof in de verrijzenis belachelijk te maken. Maar met een lichte ironie antwoordde Jezus: “In deze wereld trouw je, maar in die andere wereld niet”.
Het nieuwe leven is een bij elkaar zijn, niet met één, niet met zeven medemensen, maar met iedereen. Hemel betekent: niet langer gescheiden zijn van anderen, en niet langer verdeeld zijn in jezelf. Hemel betekent, dat Gods kinderen één zijn met God.
Dat is moeilijk voor te stellen, en Jezus gebruikt daarom telkens andere beelden. God en wij vormen, zegt Hij, één wijnstok, waarvan alle ranken, wortels, bladeren, bloemen en vruchten samen het ene leven uitmaken. Wij zullen samen aan één bruiloftsmaal zitten.
Die Sadduceeën maken de fout, die ook wij weleens maken: wij stellen ons dat nieuwe leven voor als een voortzetting van het aardse leven; maar eeuwig leven gaat ieder menselijk voorstellingsvermogen te boven, en wij kunnen er net als Jezus alleen maar in beelden over spreken: het hemels leven lijkt op een bruiloftsmaal waarbij Jezus zelf langs ons gaat om te bedienen. Of: het hemels leven lijkt op een hemelse stad, het nieuwe Jeruzalem.
De vraag van de Sadduceeën wordt door Jezus dan ook afgedaan als niet ter zake doende. Hij baseert zijn geloof in de verrijzenis niet op spitsvondige redeneringen, maar op zijn vertrouwen op de God van zijn volk. Die God – zo leerde de geschiedenis – was de God van Abraham, Isaäk en Jakob, de God van alle voorouders. En die God had zich het lot aangetrokken van een klein en machteloos volk, dat in Egypte slavenwerk moest doen. Die God had alles ten goede gekeerd. Dezelfde God, die aan ons zorg vraagt voor ontredderde mensen, zal ook zelf geen enkele mens in het donkere niets laten verdwijnen.
Daarom zegt Jezus: “Onze God is geen God van doden, maar van levenden”. Dat betekent: God laat ons niet over aan de dood. Er wacht een nieuw leven. Bijna te mooi om te geloven. Maar het is wel waar.
Weten wij waar het leven vandaan komt: via een oerknal van God of rechtstreeks van God als een intelligente ontwerper. Beseffen wij vooral waarheen wij op weg zijn: terug naar God, de bron van alle leven. Amen.