Preek op 06-03-2016, de 4e zondag van de Veertigdagentijd, de Vasten, jaar C, diaken Eelke Ligthart
openingswoord
Allemaal van harte welkom. We vieren de 4e Zondag van de veertig dagen tijd. Zondag “Laetare”. Verheug u, het is half vasten.
Vandaag horen we het bekende verhaal over de barmhartige Vader. Met vrijgevige liefde, gunt hij zijn twee zonen, die allebei verloren gelopen zijn in hun eigen manier van leven, de kans zowel hun eigen weg te gaan, als ook om te keren naar hun vader. De een krijgt de ruimte om weg te lopen en zijn erfdeel er doorheen te jagen, de ander krijgt de ruimte om thuis te blijven, zich superieur te voelen en wrok te koesteren als zijn broer met open armen door de vader wordt ontvangen. De vader houdt voor beide, deuren open met vreugde en met tederheid. Zijn liefde is standvastig en verandert niet. Zo is onze God. Dat we ons dat vandaag en in dit jaar van Barmhartigheid ons realiseren.
preek
Het verhaal over de Vader en zijn twee zonen hoort zeker tot de meest aansprekende gelijkenissen van Jezus. Het uitgangspunt is duidelijk. Jezus gedraagt zich anders, dan wat de Farizeeën en de Schriftgeleerden van hem hebben verwacht. In woord en daad treedt hij anders op. In de gesprekken komt Jezus volgens ons Nieuwe Testament als het gaat over woorden en de kennis van de Thora, Profeten en Geschriften, goed uit de voeten. Maar, volgens zijn critici, sommige Schriftgeleerden, volgt hij niet de regels zoals zij die uit dezelfde Bijbelse traditie hebben verstaan. Hij eet en gaat met mensen om die zich van de wet niets aantrekken of niet eens tot het volk behoren. In de ogen van de vrome en wetsgetrouwe Farizeeën is wat Jezus doet een gruwel.
Lucas combineert in hoofdstuk 15 drie gelijkenissen die allemaal met het thema ‘verloren en teruggevonden worden’ te maken hebben. De ene is een man die een schaap heeft verloren en de ander een vrouw die een drachme, een munt die zij waarschijnlijk gebruikte als een soort sieraad, heeft verloren. Zij vinden wat zij zoeken en er ontstaat een vreugde die zij met hun familie en vrienden delen. De derde gelijkenis, de man met zijn twee zonen, gaat over mensen die elkaar op dezelfde manier kwijtraken en terugvinden maar waar het aanvaarden van elkaar ver uit beeld is.
Beginregels bij parabels, zeker bij die van vandaag, zijn belangrijk. ‘Een man had twee zonen’, zo begint het verhaal. Een man. Niet ‘een vader had twee zonen’, maar ‘een man had twee zonen’. Neutraal haast. Maar misschien toch niet zo neutraal, want de jongste zoon noemt hem daarna wel vader, maar dat betekent niets, want hij verklaart hem meteen ook dood: hij vraagt om de erfenis en neemt afscheid. En de oudste zoon heeft dan wel zijn vader niet dood verklaard, maar zegt aan het eind dat hij hem altijd gediend heeft, en geeft daarmee aan dat hij hem eigenlijk als een werkgever heeft beschouwd en niet als een vader. Beide kinderen gedragen zich zo dat de vader in feite geen vader is, geen vader kan zijn. Een man had twee zonen. Vanuit de man, de vader heeft hij een relatie tot die twee als zijn kinderen; vanuit die twee zonen is die relatie ofwel dood ofwel beneden peil.
Maar zoals altijd in de parabels van Jezus vindt er een proces plaats, het ene schaap of de bruidsschat wordt gevonden, de werkers van het elfde uur krijgen even veel als die van het eerste. Maar zoals altijd in de parabels van Jezus moet er een proces plaatsvinden: als het niet in de parabel is, dan wel bij de toehoorder: ‘wie is de naaste geworden van die man die mishandeld is?’ (Luc. 10,36). Samaritaan!
Vandaag vindt het proces plaats in de jongste zoon. In de parabel is het moment waarop dat proces in de jongste zoon een beslissende wending krijgt op het moment dat hij hongerig en berooid met varkens als gezelschap tot zichzelf komt. Want dat staat er in het Grieks: hij komt tot zichzelf. ‘Toen kwam hij tot nadenken’ is eigenlijk een te zwakke vertaling. De confrontatie die hij aangaat is geen kwestie van overleg en beraad, de confrontatie die hij aangaat vanwege de crisis waarin hij zich bevindt gaat dieper dan het afwegen van min of meer redelijke alternatieven. Hij komt tot zichzelf. Hij confronteert zich met zichzelf. Op dat moment leert hij echt ‘vader’ te zeggen en vanaf dat moment geeft hij die man de gelegenheid ‘vader’ te zijn en is hij echt ‘zoon’.
Vandaag vindt het proces niet of nog niet plaats in de oudste. De oudste blijft op afstand. We blijven in het ongewisse of hij wel of niet binnenkomt. De oudste houdt de jongste op afstand. Niet ‘mijn broer’ maar ‘die zoon van u’. ‘Die zoon van u’: een even onthutsende als navrante manier van spreken, want de jongste is intussen wel echt zoon geworden. De oudste houdt zijn vader op afstand. We horen niet dat hij ook tot zichzelf komt en die man voluit vader laat zijn.
We horen deze parabel in de vasten, de tijd die altijd begint met het verhaal over de bekoring in de woestijn, een verhaal waarin de doop in de Jordaan doorklinkt, een echo van wat Jezus daar gehoord heeft. Jij bent mijn zoon. Wat betekent dat? Hoe geef je dat vorm? Welke keuzes maak je? En Jezus heeft om tot die keuzes te komen de duivel als gesprekspartner. Die houdt hem een aantal mogelijkheden voor, onderbouwt die zelfs met een tekst uit de Schrift. Jezus wijst die mogelijkheden af, omdat ze geen recht doen aan God zijn Vader. Hij wil in zijn leven God als zijn Vader tot recht laten komen.
We horen deze parabel in het jaar van de barmhartigheid. De brief of bulle waarmee de paus dit bijzondere jubileumjaar afkondigde en waarin hij ook naar deze parabel verwijst, begint met ‘het gezicht van de barmhartigheid van de Vader is Jezus Christus’. Weer zo’n beginzin die meer is dan een begin. Een zin die de toon zet en een heel program inhoudt. Een beginzin die je bijblijft of bij moet blijven. De paus legt dan ook terecht een verband tussen Jezus Christus en ons: wij zijn per slot christenen, naar hem de Christus, genoemd.
Maar de parabel van vandaag gaat als het ware nog een laag dieper, laat zien dat het niet alleen gaat om Christus en de christen, maar ook over Vader en kind. Ieder van ons is in en door Jezus ook kind van God. Geven wij God de kans onze vader te zijn? In de uitnodiging straks tot het ‘Onze Vader’, valt het woord ‘durven’: ‘durven wij zeggen’. Durven we dat inderdaad? Amen.