Preek op 13-12-2015, de 3e zondag van de advent, diaken Eelke Ligthart
openingswoord
Allemaal van harte welkom bij de viering van de H. Eucharistie op de 3e Zondag van de Advent.
Steeds als mensen samenkomen om Gods aanwezigheid te vieren, kunnen we dat beleven als een uur van bezinning. Een uur van bezinning en stilte, stilstaan bij wat ons verontrust, angstig maakt, maar ook stil te staan bij tekenen van hoop. Luisterend naar woorden van hoop uit een lang en ver verleden.
Je kunt je afvragen of die woorden die we deze weken horen, niet veel te ver weg zijn om herkenbaar te zijn in de tijd waarin wij leven. Kunnen wij nog het gevoel er bij krijgen zoals dat toen in een ver verleden is bedoeld. Onze wereld is alleen al in de laatste eeuw zo veranderd, dat je je wel eens afvraagt hoe komen wij bij de bedoelingen van die verhalen uit dat verleden.
Gaan die schriftwoorden ons niet voorbij zonder dat ze ons troosten of uit te dagen?
Hoe kunnen die woorden van ver, dichtbij komen, herkenbaar worden zo, dat je je aangesproken voelt?
Ook vandaag de advents aktie. Ver weg in Brazilië worden kinderen die het zonder moeder moeten stellen toevertrouwd aan de zorg om Woonboerderij Sitio Shalom. Ze worden opgeleid om krachtig op eigen benen te kunnen staan. De deurcollecte wordt uiteraard van harte aanbevolen.
preek
De eerste lezing uit de profeet Sefanja, uit de 6e eeuw voor Christus, liegt er niet om. Het gaat van dik hout zaagt men planken, er worden geen doekjes om gewonden.
Het bestaat hoofdzakelijk uit onheilsprofetieën, of uit donderpreken zoals we 40-50 jaar geleden nog kenden. Het volk Israël en de buurvolken wordt de wacht aangezegd. Onheil en rampspoed wordt voorspeld en de wrake van God zal over hen komen als gevolg van wangedrag, ontrouw en afgoderij.
Een boek dat niets verbergt en rampen in het vooruitzicht stelt als gevolg van ontrouw en onrechtvaardigheid.
Met dat beeld van een God die zich wreekt op zijn volk kunnen wij niet meer zo uit de voeten. Maar de onheilsprofetieën laten zich toch vergelijken met de tijd en de beleving van nu.
Als je hoort hoe, veel mensen deze tijd van nu beleven, dan is er ook sprake van gevoel van onheil en onvrede. Criminaliteit, asielzoekers, kloof tussen oost en west, tussen arm en rijk. Dat alles, vaak en veel uitvergroot door de media, geeft bij veel mensen een gevoel van angst voor de toekomst. Nee, ook in onze tijd geen gebrek aan onheilsprofeten.
Daar komt nog bij dat ieder van ons in zijn of haar persoonlijk leven vaak genoeg redenen heeft om ongerust te zijn, verdrietig over de dingen die je meemaakt. Iedereen kan dat invullen.
Als we dat allemaal bij elkaar optellen, dan zou je er mistroostig van worden. Maar dat helpt niet. Wat ons verontrust en verdrietig maakt kunnen en moeten we niet ontkennen of wegwuiven.
De kunst, de levenskunst, is om het verdriet in je en om je heen reëel onder ogen te zien.
Durven toe te laten, tot je door te laten dringen, om het juist zo los te kunnen laten. Een oefening die we dagelijks zouden moeten herhalen. Die oefening, die levenskunst kan tot de ontdekking leiden, dat de ware vreugde niet veel anders is dan verwerkt verdriet.
De rode draad van de teksten van vandaag, is een poging medicijn te zijn tegen pessimisme in ons en rond ons. Vanuit het basisvertrouwen: er gloort hoop, altijd, ondanks alles. Er gloort hoop, er is dus nog een hoop te doen. Hoop doet immers leven, hoop doet handelen, doet bidden, doet zingen.
Deze teksten doen een poging om onze angst en verdriet te bezweren en tegelijkertijd een oproep, jezelf toe te vertouwen aan God die barmhartig is, die genadig is en altijd met ons op weg wil gaan.
Maar eenvoudig en gemakkelijk is dat niet. Die boodschap moet ons worden aangezegd, telkens weer. Wij moeten er vaak toe worden opgeroepen, er aan de haren worden bijgesleept en… we moeten ons eraan gewonnen geven, soms tegen beter weten.
Zelf die onheilsprofeet Sefanja, die in alle toonaarden het wanhopig heeft uitgeschreeuwd: door het vuur van Gods woede zal heel de aarde vergaan, zegt in de laatste regels: Vreest niet Sion, en laat uw handen niet verslappen, de Heer, uw God, is bij u als een reddende held.
En Paulus schrijft in de gevangenis, met zijn eigendoodvonnis voor ogen: verheugt u in de Heer, verheugt U in Gods naam. (Gaudete). Wees niet bezorgd, leg uw bezorgdheid bij de Heer en dank Hem in al uw gebeden. Dan zal van Godswege de vrede, die alle verstand te boven gaat, uw hart en gedachten bewaren.
Beiden, Sefanja en Paulus, bemoedigen ons met het besef dat God vrede is, hoop en verwachting, temidden van zoveel onheil, ziekte en tegenslagen in ons leven.
Een Godsbesef dat ook ons uitdaagt om je door God gedragen en geliefd te weten. Dus elkaar dragen en verdragen en proberen verder te dragen. De goedheid van God ook zelf te doen in woord en daad.
In de evangelielezing geeft Lucas bij monde van Johannes een nuchter en praktisch antwoord op de vraag van de mensen: Wat moeten we doen?
Simpelweg: Met anderen delen wat je hebt, anderen niet te kort doen, tevreden zijn met wat je hebt.
De samenvatting daarvan zullen we aan het eind van deze viering bidden en zingen in het bekende adventslied: Rorate coeli desuper.
Samenvattend zouden we op de derde adventszondag kunnen zeggen:
Leer ons bekommerd te zijn om elkaar.
Leer ons onbekommerd te zijn.
Leer ons soms zitten, doodstil. Amen.