Preek op 17-05-2015, 7e zondag van Pasen, pastoor Frank Domen
CRÈCHE
openingswoord
Broeders en zusters, welkom op deze zevende zondag van Pasen.
In het openingsgebed wordt over Jezus Christus gesproken als de Heiland. Een Heiland is iemand, die ons ‘heel’ maakt, een heelmeester, een dokter.
Wel, Jezus Christus is de beste dokter, die er is. Iedere andere dokter moet het op gegeven moment afleggen tegen het geweld van de dood, maar Jezus Christus is sterker. Dat bewees Hij door zelf uit de dood op te staan, als eerste, want Hij beloofde de mensen, die Hem volgen, dat ook zij eens zullen verrijzen.
Soms is het leven om moedeloos van te worden. En toch hebben wij reden om te proberen ons niet ongecontroleerd door dergelijke gevoelens te laten meeslepen.
De paastijd loopt ten einde. Volgend weekend is het Pinksteren, het feest van het nieuwe leven in de Geest. Proberen wij met Gods hulp, met elkaars hulp ook, het leven te leiden van mensen, die geloven in de verrijzenis.
openingsgebed
Laat ons bidden. God, heilige Vader, niemand heeft U ooit gezien, maar uw Zoon heeft ons uw liefde leren kennen. Hij is de Heiland van de wereld. Wij vragen U: bewaar ons in zijn Naam; dat wij één mogen zijn en U verheerlijken bij alles wat wij doen. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon…
kinderwoorddienst
preek
Beste medegelovigen, je hoort mensen weleens zeggen, dat sommige mensen het verschil tussen ‘mijn en dijn’ niet meer kennen. En inderdaad… er wordt enorm veel gestolen. Niet alleen door professionele dieven, maar ook kleine dingen, die heel gewone mensen meenemen uit het bedrijf waar zij werken, al is het maar een potlood of een puntenslijper van de baas.
Ik ga er vanuit, dat wij als kerkgangers het verschil weten tussen ‘mijn en dijn’. Maar of wij die opvatting ook in ons godsdienstige leven helemaal hebben doorgevoerd, daar mogen wij vandaag wel even bij stilstaan.
Wij spreken meestal van ‘míjn auto’, ‘míjn computer’, ‘míjn boek’ en dat is terecht. Maar het kan ook weleens gebeuren, dat iemand mij bijvoorbeeld vraagt wat voor een mooi boek ik aan het lezen ben, en dat ik dan moet antwoorden: “Dat is een boek van… Eelke Ligthart over… de heilige bisschop Augustinus.” Dan heb ik het boek dus ‘te leen’.
Mensen discussiëren weleens over een ernstig onderwerp, dat hen persoonlijk raakt en dan zeggen zij op gegeven moment: “Ja, maar het is toch míjn leven; ik moet toch zelf weten hoe ik dat doe!?”
‘Míjn leven’. Is het leven van iedere mens niet een gave, die wij ‘te leen’ hebben en die wij ooit weer moeten teruggeven!? En geldt voor de gelovige mens niet, dat hij zijn leven nu al door het doopsel helemaal aan God heeft toegewijd? Het is ‘míjn leven’, inderdaad, maar niet zoals iets ‘míjn boek’ kan zijn. ‘Míjn boek’ mag ik eventueel zelfs weggooien. Met ‘míjn leven’ mag ik dat niet doen, want het is eigenlijk van een ander, van God. Ik heb ‘míjn leven’ alleen maar ‘te leen’.
In de lezingen van deze zondag is er meerdere keren sprake van ‘het vervullen van de Schriften’. Judas werd door Jezus Christus tot apostel gekozen, maar al zo’n duizend jaar daarvoor schreef koning David – geïnspireerd door de heilige Geest – het volgende: “Dan zullen zijn dagen geteld zijn: en dan krijgt een ander zijn ambt”. Dat gaat over Judas, die Jezus zou verraden en over Mattias, die het ambt van Judas zou overnemen.
Mattias kan niet zo maar zeggen: Het is ‘míjn leven’, ik doe ermee wat ik wil. Nee, God had een plan met Mattias. Voor dat plan heeft God Mattias geschapen en God wil, hóópt – want Hij laat ons wel vrij – dat Mattias met dat plan wil meewerken.
En zo geldt dat voor ieder van ons. In zijn brief aan de christenen van Efese schrijft de apostel Paulus het volgende: “Gods werk zijn wij, geschapen in Christus Jezus, om in ons leven de goede daden te realiseren, die God voor ons al bereid heeft”.
De tweede lezing uit de eerste brief van de apostel Johannes begon als volgt: “Vrienden, als God ons zo zeer heeft liefgehad, móéten wij ook elkander liefhebben”. Omdat God ons met een bepaald doel heeft geschapen, móéten wij elkander liefhebben, d.w.z. op z’n minst proberen een beetje aardig te zijn tegenover elkaar, elkaar te verdragen, het goede in elkaar proberen te vinden.
Alles in ons leven heeft een doel. Als je vindt dat je nieuwe buurman een oervervelend iemand is, of als je als jongere vindt, dat één bepaalde klasgenoot een echte … is, dan mag je dat als een uitnodiging van God beschouwen om op z’n minst door je verdraagzaamheid en offervaardigheid een steentje bij te dragen aan de verbetering van die persoon. Zoals Jezus Christus door Israël rondtrok, overal het goede deed en zo veel mensen tot God bracht, zo wil Hij ook van onze mogelijkheden gebruik maken om mensen naar zich toe te trekken en dat gebeurt niet door je aan mensen te ergeren, maar door voor hen te bidden, en door de ergernis, die zij misschien inderdaad geven, aan God op te offeren.
‘Míjn leven’ is een instrument in Gods handen. Doen wij wat God wil. Dat is wat wij dagelijks in het ‘Onze Vader’ bidden: “Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel”. Brengen wij die woorden in praktijk door alles wat God op onze levensweg láát gebeuren te aanvaarden – als het even kan: met een blij hart – en te volbrengen. Doen wij het alsof het in de Schriften over ons geschreven staat.
Wij hebben in het openingslied gezongen: “Al heeft Hij ons verlaten, Hij laat ons nooit alleen”. En in de tussenzang hebben wij zojuist gezongen: “Ik was geslagen, maar God heeft mij overeind geholpen”. Troostvolle en bemoedigende woorden! Laten wij proberen ze in ons dagelijkse leven in praktijk te brengen.
Volgende week zondag is het Pinksteren. Op onze website staat een eenvoudig artikeltje over het bidden van een Pinksternoveen: negen dagen lang kunnen wij een of ander gebed bidden om de komst van de heilige Geest.
Jezus werkte toen Hij in Israël leefde altijd maar op één plaats tegelijk. Daarom ging Hij terug naar zijn Vader in de hemel. In zijn plaats kwam de heilige Geest, wereldwijd aanwezig en werkzaam voor wie Hem aanroepen.
Al op de eerste bladzijde van de heilige Schrift, de Bijbel, kunnen wij lezen hoe de Geest Gods over de wateren zweefde. En overal waar Hij kwam, verscheen er leven. Leven waarvan God zei, dat het heel goed was.
Vlak vóór de consecratie – de verandering van brood en wijn in het Lichaam en Bloed van Onze Heer Jezus Christus – bidt de priester een gebed, dat wij noemen de ‘epiclese’. Daarin vraagt de priester aan God om de nederdaling van de heilige Geest over het brood en de wijn, zodat zij kunnen veranderen in het Lichaam en Bloed van de Heer. Jezus komt werkelijk op het altaar aanwezig… door de komst van de Geest. Zulk een revolutionaire verandering – meestal stapje voor stapje – wil God ook bewerken in onze Kerk en Samenleving.
Bidden wij de komende dagen vurig om de komst van Gods heilige Geest: dat Hij mag neerdalen over… ouders en grootouders, kinderen en kleinkinderen, familie en vrienden, over zieken en armen, vervolgde christenen en vluchtelingen, over onze wetgevende machthebbers: dat Hij leven mag brengen, zoals Hij deed bij de schepping, dat Hij goede veranderingen bewerkt, zoals Hij iedere dag opnieuw doet op onze heilige altaren. Bidden wij tot Hem om een betere wereld. Dragen wij ook ons eigen steentje eraan bij.