Preek op 11-08-2013, 19e zondag door het jaar C, pastoor Frank Domen
openingswoord
Broeders en zusters, welkom. Wij zijn in geloof en eerbied, in dankbaarheid ook, bijeen op deze Dag des Heren.
Wij horen zo aanstonds over een schat. De gedachte daaraan roept iets avontuurlijks in ons op. Nu, om de goddelijke schat te krijgen moet je inderdaad een avontuurlijke geest hebben. Je moet een durfal zijn.
Jezus vraagt vandaag namelijk de verlangens van ons hart zo weinig mogelijk te laten uitgaan naar de dingen, die wij om ons heen zien en zo veel mogelijk te verlangen naar God en medemens en naar wat wij nog niet zien. Durf dus los te laten wat je hebt. Durf je vast te houden aan wat je nog niet eens kunt zien. Christenen leven van een belofte.
Vragen wij de moed en de kracht om steeds meer deze avontuurlijke weg te gaan. Om ons hart te vullen met liefde voor God en het eeuwig leven, met liefde ook voor de naaste. Wie weet wordt deze wereld dan ook een stuk mooier.
Afgelopen week was er op sommige nieuwszenders een bericht over een wonder in Amerika. Een tienermeisje had met haar auto een ernstig ongeluk gehad. De brandweer kon haar niet zo gauw uit de verkreukelde auto krijgen. Toen het meisje voelde, dat zij begon weg te zakken, vroeg zij de omstanders om voor haar te bidden.
Uit het niets verscheen er opeens een priester, die met haar bad. Tegenover de brandweer verklaarde hij, dat hun apparatuur nu wel zou helpen. Meteen kwamen er andere brandweerauto’s met betere apparatuur. De priester was even plotseling en onopgemerkt weer verdwenen. Brandweermannen hadden het hele gebeuren gefotografeerd, maar tot hun verbazing was de priester op geen enkele foto te zien. Omstanders spraken over de redding van het meisje als over een wonder, een vrucht van het gebed.
Vragen wij vergeving voor de keren, dat wij met te weinig geloof en vertrouwen hebben gebeden.
openingsgebed
Laat ons bidden. Heer, Gij zijt de Schepper van al wat leeft, Gij bouwt uw stad te midden van de mensen. Vervul ons met uw ijver voor de wereld die Gij ons hebt toevertrouwd, zodat wij klaar staan als Gij met uw liefde alles komt voltooien. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon … . Amen.
preek
Broeders en zusters, als iemand een andere baan zou willen hebben, dan gaat dat niet van vandaag op morgen. Er gaan gesprekken aan vooraf. Je gaat eens op internet rondneuzen, links en rechts informeren, ter plekke kijken. Iemand, die een andere baan krijgt aangeboden, gaat ook geen grootse projecten meer opzetten als hij weet, dat hij over een paar maanden aan iets nieuws gaat beginnen. Zijn hart ligt al een beetje bij het nieuwe.
Iets dergelijks overkwam in de eerste lezing de Joden in Egypte toen zij hoorden dat zij naar het Beloofde Land mochten vertrekken. Met hun lichaam waren zij nog in Egypte, maar met hun hart waren zij al in het Beloofde Land. Zij spraken over niets anders.
Het overkwam ook Abraham, in de tweede lezing. Hij liet alles achter en trok naar een nieuw land. Hij wist niet eens waar het lag, maar God leidde hem erheen.
Jezus Christus verwacht ook van ons, dat wij dikwijls denken aan het leven, dat wij strakjes in de hemel zullen krijgen. Hij spreekt over een onuitputtelijke schat, die wij in de hemel kunnen verwerven, een schat, die niet door dieven gestolen kan worden. Wat wij daar hebben, zullen wij voor eeuwig houden. De gedachte aan de hemel kan ons de moed en de kracht geven om het leven uit te houden.
Met de aardse rijkdommen ligt het anders. Die gaan allemaal voorbij. Wij kunnen ze niet meenemen. Soms zijn ze eerder een last dan een bron van vreugde.
Wij proberen hier op aarde een goed bestaan op te bouwen. Dat verwacht God ook van ons. In het eerste boek van de Bijbel, Genesis (1, 28) beval God de eerste mensen de aarde te bevolken en haar te onderwerpen.
Een vraag is hoever wij in dat ‘onderwerpen’ moeten gaan en of het niet zelfs zover is gekomen, dat wij moeder aarde zijn gaan uitbuiten? Is al die luxe wel een verbetering? Vroeger gingen mensen af en toe naar een concert. Tegenwoordig luisteren nogal wat mensen bijna heel de dag door naar muziek, sommigen zelfs op de fiets. Maar waar is de stilte waarin wij God kunnen horen spreken!? Minder geluiden en minder beelden om ons heen kunnen ervoor zorgen, dat God in de mensenharten meer werkruimte heeft, dat het leven op aarde meer genade zal ervaren.
Al jarenlang, lieve mensen, heb ik soms – wanneer ik het te druk heb en sommige van mijn spullen niet meer kan vinden – zin om van alles en nog wat uit het raam te gooien. Misschien als ik ooit met pensioen ga. Het lijkt me voor het innerlijke leven veel beter als wij terugkeren naar wat meer eenvoud.
Natuurlijk mogen wij na een leven van hard werken genieten van een welverdiende rust. Maar eigenlijk moeten wij weten: alles wat ik doe, doe ik voor een ander en voor mezelf, en tegelijkertijd dient het ook een hoger doel: het eeuwige leven bij God in de hemel.
Er zal in de hemel verschil zijn tussen mensen, die meer voor God en hun medemensen hebben gedaan en anderen, die meer voor zichzelf hebben geleefd. Er zal verschil zijn tussen mensen, die veel hebben gebeden en hen, die weinig of niet hebben gebeden. Mensen, die vaak naar de kerk zijn gegaan en zij die dat minder deden of zelfs helemaal niet.
Ik heb enige tijd geleden een boekje gelezen over de heilige Benedictus, geboren in Italië in het jaar 480. Hij kwam uit een voorname familie en werd naar Rome gestuurd om daar te studeren. Maar toen hij zag hoeveel mensen daar hun deugdzame leven verloren, keerde hij de wereld de rug toe en ging drie jaar lang als kluizenaar in een rotsspelonk leven. Hij deed afstand van alle luxe en leefde helemaal voor God en zijn koninkrijk. En in die periode en in de jaren, die daarna kwamen, werd hij met zulk een geestkracht vervuld, dat hij zelfs wonderen kon doen.
Een paar voorbeelden. Monniken, die boven op een hoge berg woonden, klaagden bij abt Benedictus over het feit, dat zij om water te putten iedere keer over een gevaarlijk steile weg naar beneden moesten. Zij wilden daarom liever verhuizen. Maar vader Benedictus vond het belangrijker om niet te vluchten voor moeilijkheden. Hij bracht op een nacht vele uren in gebed door op de bewuste berg, plaatste er drie stenen en ging weer naar huis. De volgende morgen zei hij tegen de klagende monniken, dat zij moesten graven op de plek van de drie stenen. Toen zij er aankwamen, was de grond om de stenen al vochtig en na enig graafwerk stroomde er overvloedig water uit de grond. Dit mag ons doen denken aan Mozes, die met Gods hulp in de woestijn water uit de rots liet stromen.
Op een dag viel een piepjonge monnik in een wilde waterstroom en werd meegesleurd. Benedictus was er niet bij, maar in de geest zag hij het gebeuren. Hij riep een andere zeer gehoorzame monnik, Placidus, toe, dat hij zich moest haasten naar de jonge monnik. Placidus rende en rende, zonder na te denken, enkel in geloof en gehoorzaamheid, greep de jongen vast en bracht hem naar de kant. Toen hij weer bij zinnen kwam en omkeek, realiseerde hij zich, dat hij over het water had gelopen. De geredde monnik had boven zich de mantel van abt Benedictus gezien. Ook Jezus liep over het water.
Broeders en zusters, fijn, dat wij nu in de kerk samen zijn. Het is het Huis van God op aarde. Onze parochiekerk moet wat eerbied, liefde en zorg betreft een afspiegeling van de hemel zijn. Ik hoop, dat wij ook door de week aan God denken. Het nodige voor Hem doen. Hoe minder wij bezig zijn met de vervulling van onze aardse verlangens en hoe meer wij werken aan ons geestelijk leven – dat is dat wij in alles steeds meer op de gehoorzame en liefdevolle en zorgzame Jezus proberen te lijken – hoe groter ons geluk in de hemel zal zijn, maar ook hoe sterker de kracht van God nú al in ons zal werken, net als bij de heilige abt Benedictus. Hoe heilzaam zou het voor de Kerk en de wereld zijn als wij geleid werden door krachtige mensen als vader Benedictus! Wie van jullie wil voor anderen zo’n krachtige man of vrouw of jongere zijn?
Tot slot, broeders en zusters, onlangs verklaarde de Berlijnse mediawetenschapper Norbert Bolz – zelf protestant! – tegenover persbureau KNA, dat het erg zou zijn als de Katholieke Kerk dezelfde weg zou inslaan als veel protestantse kerken hebben gedaan, namelijk dat zij zich aanpassen aan de heersende ideeën van de media. De Kerk – zo stelt Bolz – moet de schat van haar tweeduizendjarige levenservaring en spiritualiteit bewaren. Zij moet de moed hebben authentiek te zijn.
Wie wil een authentieke christen zijn? Wie wil het leven spelen wij volgens de regels van het evangelische spel? Wie wil leven in en volgens de blijde verwachting, dat wij spoedig in het Koninkrijk der Hemelen zullen zijn? Authentieke christenen investeren vooral in de liefde voor God en het geluk van hun medemensen. Dat zijn de mensen waar – zonder het zelf te beseffen – de huidige maatschappij om zit te springen. Zoals Abraham en Mozes mensen bij God brachten, en naar een nieuw en beter vaderland, zo is het ook onze opdracht om mensen bij God aan te bevelen, óók als die mensen zelf helemaal nog niet in God geloven. Dan kan God hun harten bewerken. En op onze beurt moeten wij voor diezelfde mensen ook zo liefdevol en zorgzaam mogelijk zijn. Het is Gods aarde. Hij heeft haar geschapen. Wij hebben haar slechts te leen. Zij functioneert beter als meer mensen God meer ruimte geven.