Preek op 03-11-2013, de 31e zondag door het jaar C, pastoor Frank Domen
CRÈCHE
openingswoord
Beste medegelovigen, allemaal van harte welkom op deze 31e zondag door het jaar.
In onze wereld zijn er heel wat mensen zonder aanzien: de armen, de verstotenen, drank- en drugsverslaafden, mensen, die betrapt zijn op criminele activiteiten en die nu door anderen worden gemeden.
Als wij ons echter met Jezus Christus gaan vergelijken, zijn wij allemaal zonder aanzien. Hij is de Heilige; wij gaan allemaal weleens in de fout. Hij is de eeuwige; wij zijn op een goede dag geboren en zullen eens weer sterven. En als wij dan alleen maar op onszelf zijn aangewezen, zijn wij reddeloos verloren. Hij is de Alwetende; wij weten maar zo weinig.
Maar ook al zijn wij uit onszelf eigenlijk niets – al het goede in ons hebben wij aan God te danken – toch is Gods liefde voor ons oneindig groot. En daarom roept Hij ons op om ook zelf liefdevol te zijn voor andere mensen met weinig of geen aanzien.
In de minsten en de kleinsten is God het meest aanwezig. Eren wij hen, dan eren wij God.
Zetten wij onszelf op de plaats van de minsten door samen onze schuldbelijdenis uit te spreken.
openingsgebed
Laat ons bidden. Almachtige eeuwige God, vol liefde heerst Gij over al wat leeft, en Gij verafschuwt niets van wat Gij geschapen hebt. Al zijn wij zonder aanzien, toch roept Gij ons naar U toe. Richt ons weer op wanneer wij gebukt gaan onder schuld en ondersteun ons wanneer wij dreigen te vallen. Stel ons in staat veelvoudig goed te maken wat wij aan anderen tekort hebben gedaan. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon… . Amen.
kinderwoorddienst
preek
Broeders en zusters, Mahatma Gandhi uit India was een man van vrede en verdraagzaamheid. Hij was geen christen, maar heeft de christelijke boodschap beter beleefd dan menig christen van onze tijd.
In maart 1931 hield Gandhi demonstratief – tegen de wet van het gouvernement in – een tocht naar de zee om daar zout te winnen uit het zeewater. Het werd een triomfantelijke tocht. Telkens als hij door een of ander dorp trok, werd hij feestelijk opgewacht. De mensen sproeiden water op de weg om het stof weg te nemen en strooiden bladeren en bloemen.
India kent het ‘kastensysteem’. De maatschappij is in sociale lagen verdeeld en de ene laag mag geen contact hebben met een andere. Een systeem waar onze man van vrede een groot tegenstander van was.
Op een dag komt Gandhi in een welvarend dorp met een groot aantal ‘onaanraakbaren’, d.w.z. mensen uit een heel laag sociaal milieu. De dorpsbewoners bereiden hem een hartelijk welkom. Het dorpshoofd nodigt hem uit te overnachten in zijn eigen woning. Een fris bad, een welgedekte tafel en een heerlijk bed staan op hem te wachten. Maar Gandhi dankt beleefd en neemt de uitnodiging niet aan. Hij neemt zijn intrek bij de onaanraakbaren aan de rand van het dorp. En ook zij ontvangen hem – eigenlijk nog veel meer – met open armen. Hij raakt hen aan, speelt met hun kinderen en noemt hen allen kinderen van God.
Wanneer hij de volgende morgen weer vertrekt, heeft hij tranen in zijn ogen. Door zijn aanwezigheid heeft hij deze mensen niet alleen nieuwe moed gegeven, maar hen ook bewust gemaakt van hun waardigheid.
Bij het dorpshoofd valt dit alles niet in goede aarde. Het afscheid is dan ook koel en onverschillig. Maar dat maakt Gandhi niets uit. Hij zegt zelfs: Ik wens niet als jullie om herboren te worden, maar als dat zou gebeuren, dan wens ik herboren te worden tussen de onaanraakbaren, zodat ik mezelf en hen zal kunnen bevrijden van deze mensonwaardige situatie.
Misschien dat sommige mensen er een beetje moeite mee hebben, dat ik in een katholieke Mis Gandhi als voorbeeld neem. Maar als hij al zo leefde, hoe veel te meer moeten wij, christenen, dan zo handelen.
En deze triomfvolle tocht van Gandhi kan ons helpen begrijpen wat Jezus deed in Jericho. Jezus leefde trouwens vóór Gandhi. Hij is dus – misschien onbewust – een navolger van Jezus. Onze drie-ene God heeft deze goede houding in Gandhi gelegd. En hij stond er voor open.
Zacheüs is alles behalve arm. En toch is hij in zekere zin een onaanraakbare. Met al zijn geld en goed leeft ook hij als een uitgestotene aan de rand van de maatschappij. Hij voelt zich arm. En daarom zit hij alleen – letterlijk op zijn eigen houtje – in een vijgenboom langs de weg. Misschien hoopt hij, dat Jezus zijn bestaan een nieuwe zin kan geven. Maar misschien is hij door het gedrag van de mensen zo lamgeslagen, dat hij ook niet meer kan hopen. En is hij alleen maar nieuwsgierig naar Jezus.
Jezus ziet, dat Zacheüs in die boom zit, alleen, uitgestoten. En daarom wil Hij bij Zacheüs te gast zijn, zoals Gandhi te gast wilde zijn bij de onaanraakbaren aan de rand van het dorp. En Jezus – zoals ook Gandhi deed – trekt er zich niets van aan, dat de mensen mopperen over het feit, dat Hij bij een tollenaar, een zondaar, zijn intrek gaat nemen.
In de ogen van de wereld zou het niet meer dan normaal zijn, dat Jezus Christus zijn intrek neemt bij een van de vooraanstaanden van het dorp. Zij zouden Hem ontvangen als een groot profeet. Maar Jezus zoekt dat alles niet. Hij denkt niet aan zijn eigen rust en gemak, maar aan de mensen in nood. Hij komt immers zoeken wat verloren was.
Broeders en zusters, onze Heer Jezus Christus kan heel goed aanvoelen of er in een mensenhart iets goeds schuilgaat. Hij weet, dat deze kleine man jarenlang een leven van afpersing, zelfzucht en hebzucht heeft geleid. Maar Hij ziet ook, dat deze mens hunkert naar een nieuwe invulling van zijn leven, dat hij een kans zoekt.
Jezus geeft hem die. Hij brengt het goede in Zacheüs tot nieuw leven. Hij houdt geen vermanende preek over broederlijk delen, maar is gewoon bij hem. Hij heeft aandacht voor de mens Zacheüs. En zo leert Zacheüs hoe fijn het is om broederlijk samen te zijn, om samen te delen.
De vermoorde bisschop Romero heeft ooit gezegd, dat het voor de Kerk goed is als zij geen goede verhouding heeft met de rijken en de machthebbers, dat de Kerk veeleer te gast moet willen zijn bij uitgestotenen, bij zondaars, want die hebben de meeste behoefte aan bevrijding.
Deze houding van Jezus Christus mag richtinggevend zijn voor ons allemaal. Wij, christenen, hebben meer aandacht voor zieken en bejaarden dan voor gezonden en welgestelden. Wij, navolgers van Christus, hebben een voorkeur voor mensen, die in nood zijn. Wij, mensen die de liefde preken, zoeken wat verloren was en brengen redding aan mensen, die in nood zijn.
Jezus wil geen koning zijn over een aards rijk, maar stel, dat wij Hem toch zouden kunnen overhalen om een partijprogramma te schrijven – tussen haakjes, heeft Hij dat in het evangelie niet al gedaan!? – hoe zou zijn programma er dan uitzien?
Zieken en gehandicapten, ouderen en zwakken, zouden er niet op achteruitgaan. Maar Jezus zou mensen ook aanraden méér rust te nemen, minder activiteiten, méér samenkomen voor gebed, gezelligheid, ontspanning. Minder nadruk op productiviteit. Gods Geboden zouden er een veel grotere plaats krijgen.
Ondersteunen wij de kleinen en de zwakken waar we maar kunnen. Nemen wij op wat anderen uit gemakzucht of onverschilligheid laten liggen. Op deze eenvoudige manier kunnen wij bijdragen aan de uitbouw van het Koninkrijk Gods in deze wereld. Amen.