Preek op zondag 24-06-2012, hoogfeest van de geboorte van de heilige Johannes de Doper
openingswoord
Broeders en zusters, van harte welkom. Het is uitzonderlijk, dat wij op een zaterdagavond/zondag een heilige vieren, maar Johannes de Doper, wiens geboortedag wij nu vieren, is dan ook een heilige van uitzonderlijke grootheid.
Zes maanden voordat de engel Gabriël Maria bezocht, ging hij naar de priester Zacharias, de echtgenoot van Elisabeth. Beiden waren al op leeftijd en tot hun grote verdriet al die tijd kinderloos gebleven.
Gabriël kondigde aan, dat zij de ouders mochten worden van de Voorloper van de Heer, een heel grote eer. Maar Zacharias kon het niet geloven. En om hem meteen te laten ervaren, dat hij echt een engel van God was en geen fabeltjes vertelde, sloeg Gabriël hem met stomheid, wat zou voortduren tot en met de achtste dag na Johannes` geboorte, de dag van de besnijdenis.
Natuurlijk geloofde Zacharias met heel zijn hart in God. Daarom was hij zelfs priester geworden. Maar het was blijkbaar nog niet helemaal tot hem doorgedrongen, dat geloven in God betekent, dat wij er rekening mee houden, dat het schijnbaar onmogelijke toch kan gebeuren. Voor God is immers niets onmogelijk.
Ook wij geloven, net als Zacharias, in God. Daarom zijn wij naar de kerk gekomen. Maar misschien hebben ook wij weleens van die momentjes van twijfel, van gebrek aan vertrouwen; dat wij menen, dat God het een of ander niet voor elkaar kan krijgen. Wij vragen er niet eens meer om: bijvoorbeeld dat kinderen of kleinkinderen weer naar de kerk mogen gaan.
Vragen wij God vergeving voor onze momenten van ongeloof.
openingsgebed
Laat ons bidden. God, Gij hebt de heilige Johannes de Doper doen opstaan om voor Christus, de Heer een welbereid volk te vormen. Schenk aan uw Kerk de gave van de geestelijke vreugde en leid alle gelovigen op de weg naar verlossing en vrede. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die … . Amen.
preek
De buren en de familie wilden het kind naar zijn vader Zacharias noemen.
In die tijd was het gebruikelijk dat de naam van vader op zoon ging. Ook in onze tijd maken wij dat weleens mee. Maar Zacharias schreef – omdat hij tijdelijk zijn spraak had verloren – op een schrijftafeltje “Johannes zal hij heten”. Dat was de naam, die de engel Gabriël had genoemd. Dat was de naam, die God aan dit kind had gegeven. Johannes betekent: ‘God is genadig’. Het is niet een kind van de natuur, want het ging zijn moeder niet meer naar de wijze van de vrouwen. Johannes is een kind van genade, als een voorloper van Hem, die de Genade zelf is.
De naam ‘Zacharias’ betekent: ‘God denkt aan u’. Dat is een mooie naam: God zal aan je denken. Maar in de situatie van Zacharias, een kinderloze vader en al op leeftijd, klonk dat belachelijk of hatelijk, want het leek er eerder op, God juist níet aan hem had gedacht.
In de joodse denkwereld geeft God aan een man en vrouw een teken van liefde onder andere door hen een kind te schenken. Maar God leek Zacharias en Elisabeth vergeten te zijn. Bij de buren, de familieleden en bij de kennissen waren voortdurend tekenen van Gods denken aan hen. En elke keer als er iemand in verwachting was, sneed dat Elisabeth en Zacharias met zijn mooie naam, als een mes door de ziel. Wéér heeft God ons vergeten. Wéér was Zacharias’ naam een aanfluiting.
Geen wonder, dat Zacharias er moeite mee had, toen de engel hem zei: “Vrees niet, Zacharias, want uw bede is verhoord; uw vrouw Elisabeth zal u een zoon schenken, die gij Johannes moet noemen” (Lc 1,13). Hij kòn dat gewoonweg niet geloven. En dat werd hem kwalijk genomen. Hij werd ervoor gestraft, dat hij zijn naam niet de eer aandeed, die deze verdiende, namelijk, dat hij ondanks alles bleef geloven, dat God aan hem bleef denken, dat hij bleef geloven in Gods liefdevol denken aan hem. Want de naam ‘Zacharias’ – God zal aan je denken – betekent niet, dat God aan je zal denken wanneer het jóu uitkomt en op de wíjze waarop het jou uitkomt, maar het betekent, dat God aan je zal denken op een onverwachte wijze en op een tijd, die jij nog niet kent.
Broeders en zusters, is dat zo niet met iedere genade, dat wij die moeten zien als een genade van God en niet als een genade van mensen? Gods genade ligt niet binnen het verlengde van de gewone menselijke verwachtingen. En dat betekent, dat wij ons ten aanzien van onze gewone menselijke verwachtingen het beste maar – tot op zekere hoogte – onverschillig kunnen opstellen: zo van, als God ons deze genade geeft, fijn; geeft Hij haar niet of nog niet, dan zal Hij er wel een goede reden voor hebben.
God is vrij om ons zijn aandacht te geven, en wanneer Hij het eenmaal doet, doet Hij dat op een goddelijke wijze, zoals bij Maria. Zij kon vrijuit zeggen: “Hoe zal dit geschieden, daar ik geen man beken?” (Lc 1,34). Ze had vrijwillig afstand gedaan van de genade van het moederschap om helemaal aan God te kunnen toebehoren. En daarom juist was zij degene, die de genade van het moederschap van Gods Zoon kon ontvangen. Zij werd uiteindelijk de Moeder van alle mensen.
Als wij weleens denken: ik voel mij helemaal vergeten, ik raak er maar niet van overtuigd, dat God aan mij denkt, komt dat dan misschien niet door ons gebrek aan ‘heilige onverschilligheid’, ons gebrek aan vertrouwen; dat wij er te weinig bij stilstaan, dat God voortdurend aan ons denkt? Dat God maar aan enkele mensen de naam ‘Zacharias’ geeft – ‘God denkt aan je’ – betekent niet, dat Hij alleen aan die paar mensen denkt, nee, zij zijn voor ons wegwijzers: wat voor hen geldt, geldt voor ons allemaal!
Iedereen kan en mag bidden “De Heer is mijn Herder”. En waar denkt die goede Herder dan aan? Hij denkt aan het Verbond, waarvan Zacharias zingt: “Zo toont Hij zijn barmhartigheid aan onze vaderen en is zijn heilig verbond indachtig” (Lc 1,72).
Daar heb je dat woord: ‘indachtig’, Ik denk aan u. Hij zal zijn heilig Verbond gedenken; Hij zal zijn heilig Verbond gestand doen. Wat was dat ook alweer voor een Verbond? Een genadeverbond! Dat hebben we al eens gezien in die eerste verbondssluiting van God met Abraham. God neemt het initiatief. Hij volbrengt het Verbond, ook waar de andere verbondspartner weleens verstek laat gaan. De eerste woorden in het Verbond van God met zijn volk waren toch: “Ik heb het schreien van mijn volk in Egypte gehoord, Ik ken zijn lijden” (Ex 3,7). Dat betekent: Ik ben zijn lijden indachtig.
Tijdens de eucharistie komt datzelfde terug: “Doet dit tot mijn gedachtenis”. We mogen denken aan de Heer. Het wordt ons eigenlijk zelfs als een gebod opgelegd: “Doet dit tot mijn gedachtenis”. Hier mogen wij aan Hem denken, opdat wij zouden weten, dat er altijd Iemand is, die aan óns denkt. En niet alleen met zijn gedachten, met zijn verstand, maar ook met zijn Hart, met zijn Bloed: “Dit is mijn Bloed van het Verbond dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van de zonde.” Hij denkt vooral barmhartig aan ons. Hij denkt aan ons om te vergeven en om te vergeten, dat wij nogal eens niet aan Hem denken.
De beste manier om God niet te vergeten is dus de viering van de heilige Eucharistie. Maar een andere, heel eenvoudige manier om aan God te denken is het maken van een kruisteken met wijwater. Johannes de Doper doopte met water. Zijn doopsel was een teken van bekering, een teken van verlangen naar innerlijke vernieuwing. Maar hij zei erbij, dat er na hem Iemand zou komen, die sterker was dan hij – dat was Jezus – en die zou dopen met water en met vuur, het vuur van de heilige Geest.
Bij de in- en uitgangen van onze kerk staan wijwatervaten. Het is een mooie en goede gewoonte om bij binnenkomst een kruisje met wijwater te maken. Wij denken dan even aan ons doopsel waardoor wij kind van God zijn geworden. Als kind van God treden wij binnen in het huis van God. En wij kunnen dat bij het verlaten van de kerk herhalen: als kind van God treden wij de wereld binnen. Als zodanig willen wij dan ook proberen te leven.
Ik wil jullie vragen, lieve medeparochianen, om die mooie en belangrijke gewoonte weer op te pakken. Je kunt ook wijwater mee naar huis nemen. Er staan flessen op de tafel achter in de kerk. Er zijn de laatste maanden al tientallen flessen meegenomen. Je kunt het ook thuis doen, bij het opstaan en voor het slapen gaan. Het beschermt zelfs tegen kwade geesten.
Enige tijd geleden kwam er een jonge vrouw van een heel ander, niet-christelijk geloof naar mij toe. Haar vader was zo depressief, kon zo lelijk doen tegen zijn vrouw en kinderen. Ik gaf haar een prentje van pater Pio, om onder zijn matras te leggen. En een fles wijwater. Ik vroeg haar iedere dag een klein scheutje wijwater in zijn koffie te doen. Na verloop van een aantal weken kwam ze blij terug, en vertelde, dat haar vader sterk aan het veranderen was. Binnenkort komt ze terug met nog andere mensen van haar geloof.
Laten wij niet achterblijven. Geloof kan bergen verzetten!