Preek op de 15-04-2012, 2e zondag van Pasen
openingswoord
Broeders en zusters, welkom op deze tweede zondag van Pasen. Het is vandaag het feest van de Goddelijke Barmhartigheid.
Wij blijven het feest van Jezus’ verrijzenis vieren. Na de veertig ernstige en uiteindelijk zelfs tragische dagen van de vasten en van de Goede Week mogen wij 50 dagen feest vieren en blij zijn: Gods almacht heeft het kwaad en ook de kwade zelf overwonnen. In zijn Goddelijke Barmhartigheid heeft Hij zich over ons ontfermd.
Wij gebruiken vaak tekens om ons iets te kunnen blijven herinneren. Een foto-album om met dankbaarheid nog eens te kunnen terugdenken aan een 40- of 50- en soms zelfs een 60-jarige bruiloft. Een monument voor de gevallenen van de oorlog. Ook deze heilige Eucharistie vieren wij tot een blijvende gedachtenis aan wat Jezus Christus voor ons heeft gedaan.
Vrijdag vóór Pasen was een dag van ontzetting. De wereld schudde – letterlijk – op haar grondvesten. Maar God greep in en wat in de opzet van boosaardige mensen een roemloos einde had moeten zin, werd een glorieus begin van nieuw, eeuwig leven.
Bieden wij alles wat ons de afgelopen tijd aan goed en kwaad is overkomen aan God aan. Wat gewond is, kan Hij genezen; wat is verdord, kan Hij nieuw leven inblazen. Dat is Pasen vieren!
Bieden wij Hem ook onze zonden en tekorten aan, opdat God ook daar iets goeds uit kan laten voortkomen.
openingsgebed
Laat ons bidden. Barmhartige en eeuwige God, ieder jaar brengt Gij in de viering van het paasfeest het geloof van uw volk tot nieuw leven. Blijf allen uw genade schenken en laat hen de diepe zin verstaan van het water, waardoor zij zijn gereinigd, van de Geest in wie zij zijn herboren, en van het bloed, waardoor zij zijn verlost. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon … . Amen.
preek
Broeders en zusters, het is voor ons de tweede zondag van Pasen, maar wat er in het evangelie van vandaag bij de apostelen gebeurt valt óók op de tweede zondag van Pasen. Wij zijn acht dagen verder en nog steeds hebben de apostelen geen vertrouwen.
Eigenlijk hadden zij allereerst de woorden van Jezus Christus, die tot drie keer toe aankondigde, dat Hij zou sterven, maar ook zou verrijzen. Vervolgens verscheen Hij aan Maria Magdalena en aan andere vrouwen. Zij zagen het lege graf. En nog op de avond van de eerste zondag van Pasen mochten zij Hemzelf zien, in levende lijve.
En toch zijn ze nog bange en zwakke apostelen. Ramen en deuren blijven stevig op slot. Zij zijn bang voor de joden, en ook zijn zij nog niet gewend aan Jezus’ nieuwe manier van aanwezig zijn. Hij woont niet meer bij hen. Hij komt en gaat wanneer Hij wil. Verschijnt nu eens aan de ene, dan weer aan de andere leerling. Nu eens hier, dan weer daar. En soms is Hij al een tijdje ergens aanwezig zonder dat zij het in de gaten hebben, bijvoorbeeld aan de oever van een meer.
Tijdens de verschijning waarover in het evangelie van vandaag wordt verteld komt Jezus met iets nieuws aan: Hij laat de wonden in zijn lichaam zien. Het zijn de zichtbare tekens waarmee Hij de apostel Thomas en ook andere ongelovige mensen weet te overtuigen. Maar het zijn ook de blíjvende tekens van zijn liefde voor alle mensen.
Wij zouden misschien verwacht hebben, dat toen de Heer uit de doden verrees, zijn lichaam helemaal werd genezen. De wonden van de geseling en de doornenkroning, die lijken inderdaad verdwenen te zijn. Daar wordt na de verrijzenis niet meer over gesproken. Maar sowieso is de gezondheid van een hemels lichaam iets anders als de gezondheid van een mens op aarde. Een mens op aarde kan met wonden niet volmaakt gelukkig zijn, maar het lichaam van iemand die in de hemel is, is een vergeestelijkt lichaam. Daar gelden – blijkbaar – andere regels voor.
Maar het gaat vooral hierom: zoals zijn liefde voor ons duurt in eeuwigheid, nooit zal ophouden, zo draagt Hij de sporen van die liefde ook in alle eeuwigheid met zich mee.
Liefde en lichaam hebben met elkaar te maken. Hier op aarde is liefde zonder lichaam niet mogelijk. Al schrijft iemand maar een troostende brief, maar dat doe je met je lichaam. Iedere liefde op aarde krijgt trouwens op den duur iets met lijden te maken. Je kunt als man en vrouw nog zo veel van elkaar houden, of van je kinderen, maar er zijn ook dagen dat je pijn hebt om elkaar. Liefde krijgt altijd wonden, in het hart, in het lichaam. En heeft Jezus niet gezegd, dat de grootste liefde, die wij iemand kunnen geven, dat dat het geven van je leven is, dus het afleggen van je lichaam?
Zoiets gebeurde ook met het lichaam van Jezus Christus. Zijn lichamelijke lijden bracht Hem tot de hoogste liefde. Daarom horen de tekens van dat lijden voorgoed bij zijn lichaam.
Als de apostel Thomas de wonden van Jezus Christus mag aanraken is dat een uitnodiging om zijn liefde te leren kennen. Op Goede Vrijdag waren deze wonden nog een ontsiering van zijn lichaam. Nu, met Pasen, zijn het veel eerder sierraden dan een ontsiering. Zij druipen niet meer van bloed, maar stralen licht uit. Zijn wonden brachten ons genezing. De wonden van liefde worden – als het lichaam eenmaal verrezen is – tot haarden van liefde.
En zo, beste medegelovigen, kan het ook zijn met ons lijden, met de wonden, die wij hoe dan ook in het leven oplopen. Als wij het lijden aanvaarden en aan God aanbieden, zoals Jezus Christus dat heeft gedaan, worden die wonden op den duur bronnen van genade. Het menselijk leven met z’n vele ‘ups and downs’ heeft zo veel mogelijkheden om genade te krijgen, kracht, liefde, Gods troostende nabijheid. Wij zien ze misschien als zwarte bladzijden van ons leven, ook onze eigen fouten en zonden waar onder wij kunnen lijden, maar zij kunnen worden tot lichtende pagina’s, die verhalen van Gods wondere goedheid… als wij ze maar dragen en aanbieden. Een wond zal dan nu nog pijn kunnen doen, soms intens, maar eens zal het een teken zijn van onze liefde voor God en voor elkaar.
Wonden horen bij het leven. Jezus nam ze mee naar God in de hemel. Brengen wij onze eigen wonden èn die van anderen bij Jezus opdat Hij als de enige en ware Heiland er zo veel mogelijk kan genezen.