Preek op de 05-04-2012, Witte Donderdag
openingswoord
Beste mensen, allemaal welkom. Fijn, dat jullie zijn gekomen om – op uitnodiging van Jezus zelf – het grote feest van Witte Donderdag te vieren!
Wij denken eraan, dat Jezus ons tijdens het laatste Avondmaal alvast twee van de zeven ‘sacramenten’ heeft gegeven: de heilige communie en het priesterschap.
Misschien vinden sommige mensen het een beetje vreemd, dat de leiding van de Kerk, de paus en de gezamenlijke bisschoppen, vanavond niet hebben gekozen voor de woorden, die Jezus spreekt over het brood en de wijn – “Dit is mijn Lichaam” en “Dit is mijn Bloed” – maar dat wij lezen over de voetwassing. Dat is een gebeuren met verschillende betekenissen.
Een eerste betekenis zou kunnen zijn, dat Jezus ons oproept om elkaar te helpen. Maar de evangelist Johannes, die het evangelie van vanavond heeft geschreven, probeert door de vragen van de apostel Petrus ons er iets meer over uit te leggen.
Hij wil ons laten zien wat geloven is. Geloven is niet alleen, dat je bijvoorbeeld een heleboel weet van wat Jezus allemaal heeft gezegd en gedaan, geloven betekent ook: delen in het leven van Jezus. Leven vanuit zijn liefde en kracht en wijsheid.
Wij zijn gaan delen in het leven van Jezus toen wij werden gedoopt. Dat werd nog sterker vanaf de dag, dat wij de heilige communie mochten gaan ontvangen.
Laten wij Hem danken voor deze geschenken. Vragen wij Hem ook, dat Hij ons vanavond helpt om er nog ietsje meer van te gaan begrijpen.
openingsgebed
Laat ons bidden. God, dit is het uur waarop wij het laatste avondmaal gedenken. Toen is uw Zoon begonnen het gastmaal aan te richten van zijn liefde voor de mensen en, met de dood voor ogen, heeft Hij ons zijn offer toevertrouwd tot aan het einde van de dagen. Laat ons uit dit zo grote teken de kracht putten tot liefde zonder grenzen en tot eeuwig leven. Door … . Amen.
preek
Johannes spreekt niet over brood en wijn. Hij heeft het wel over Judas, de verrader. En daarna vertelt hij over de voetwassing.
Hoe komt dat? Johannes heeft zijn evangelie wat later geschreven dan de anderen. Matteüs, Marcus en Lucas schreven hun evangelie voor mensen, die wel christen wilden worden, maar ze wisten nog niet zo heel veel.
Johannes echter schreef zijn evangelie voor mensen, die vaak al van jongs af aan katholiek waren. Hun ouders hadden hen al katholiek laten dopen en katholiek opgevoed. Zij kenden allemaal al het verhaal van het Laatste Avondmaal. En toen dacht Johannes: Met deze mensen kan ik hetzelfde bespreken, maar op een beetje hoger niveau.
Er komen gelovige mensen naar Johannes toe. Zij zeggen tegen hem, dat zij in Jezus geloven. Maar dan vragen zij hoe zij dat aan God en aan andere mensen in hun dagelijkse leven kunnen laten zien!?
En wat Johannes dan zegt komt erop neer, dat Jezus in alles onze Vriend wil zijn: in alles wat wij zeggen en doen en laten, zelfs in onze manier van denken. En dan vertelt Johannes over de voetwassing. Jezus wil ons met de voetwassing een teken geven.
Tekens zijn belangrijk. Wij maken het – helaas – geregeld mee, dat er iemand zomaar wordt ontvoerd en vermoord. Vaak worden er dan bloemen gelegd en een stille tocht gehouden. Het licht van de kaarsjes is een teken, dat mensen meeleven. Ook is het een teken van protest tegen dat nutteloze geweld. En het kan ook nog een teken van hoop zijn. Te midden van de duisternis dat het kwaad is branden er kleine lichtjes, die aangeven dat het beter kan en beter moet.
Ook Jezus gaf een teken en wilde daardoor op een bepaalde manier mensen bij elkaar brengen. Je kunt niet alleen leerling zijn, delen in elkaars leven, door allen hetzelfde te geloven. Je moet als het ware in de kring gaan staan. Je kunt het beste laten zien en horen en voelen, dat jij bij Jezus en de andere mensen wilt horen.
Petrus begrijpt het teken van Jezus maar niet. Maar Jezus zegt: Je kunt in mijn leven delen als je je door Mij laat wassen.
Het teken van de voetwassing – de Meester wast de leerling de voeten – laat zien, dat het leven met Jezus een geschenk is. Iets dat je overkomt, onverwacht. Je staat er misschien zelfs van te kijken. Het is net iets als dat koningin Beatrix binnenkomt om jou met een of ander werkje te helpen. Dan verwacht je niet, maar het gebeurt toch. En zo is het hier ook, maar dan nog veel sterker. Niet een sterfelijke koningin komt, maar de God, die de hele hemel en de aarde heeft gemaakt. Hij wil wel dat je je best doet, maar vraagt niet voortdurend naar je prestaties. Hij wil gewoon bij je zijn, als je beste Vriend, als een goede Raadgever.
Niemand kan uit zichzelf delen in het leven van Jezus. Geen koningin en geen straatveger. Jezus neemt zelf de houding aan van Iemand, die steeds weer anderen helpt. Als wij Jezus in ons leven binnenlaten, als onze beste Vriend, gaan wij ook zo leven. Alles wat wij doen en zeggen en denken brengt onszelf en anderen dichter bij God en bij elkaar. Het grootste geschenk waar het uiteindelijk om gaat is dat wij zullen merken, dat wij met ons allen één grote familie vormen, het grote gezin van God.
Wij allemaal samen, beste mensen, wij delen in het leven van God. Wij zeggen dan: wij zijn Gods deelgenoten. Is dat niet te hoog gegrepen? Nee, niet wij grijpen te hoog, God trekt ons omhoog. Hij komt ons tegemoet. Hij geeft ons een plaats aan zijn tafel.
Degene, die aan het hoofd van de tafel zit, Jezus Christus, is een dienaar. Als Hij ons dient, dan willen wij toch ook elkaar dienen!? Jullie zijn hier altijd welkom, lieve mensen, in de kerk uiteraard, maar ook op de pastorie. En ik hoop, dat wij ook altijd bij jullie kunnen aankloppen als wij jullie talenten eens nodig hebben. Wij zijn toch één grote familie!? En… Jezus wast de voeten van mensen zonder daarbij onderscheid te maken. Ook Judas wast Hij de voeten.
Juist wij, die delen in het leven en werken van God, zijn dienstbaar aan alle mensen, die wij op onze levensweg tegenkomen, ook de mensen, die als een soort Judas ons het leven zuur maken. En niemand mag van zichzelf denken, dat hij beter is dan een ander. Dat kan weleens tegen ons gezonde verstand ingaan. Ons hart geeft ons misschien weleens iets anders in. Johannes zegt: je bent deelgenoot. Lid van de familie. Het gaat niet meer om jou, het gaat om Jezus Christus. Je staat vanaf nu in zijn dienst. Geef Hem je hart, je ziel, je verstand, je lichaam. Geef je helemaal. Probeer te doen wat Hij vraagt.
Beste mensen, het is vandaag feest voor ons allen, maar voor de priesters toch wel in het bijzonder.
Door het priesterschap zet Jezus Christus zijn eigen werk op aarde voort. Het is de priester, die het levensoffer van Jezus Christus iedere dag opnieuw aan God mag opdragen. Het is een hele eer, maar ook hier geldt: wij hebben gratis ontvangen. Wij hebben geen reden ons ergens op te beroemen, tenzij op Jezus Christus zelf.
Wij, priesters en diakens, zijn dankbaar. Ik hoop, dat jullie ook heel dankbaar zijn voor Gods grote geschenken. Laten wij er altijd eerbiedig mee omgaan. En vooral… laten wij er voor zorgen, dat de heilige communie veel vruchten draagt in ons dagelijkse leven. Dat wij Jezus in zijn liefde navolgen, want daar is het Hem uiteindelijk om te doen: dat wij zijn liefde aan God en aan elkaar schenken.
Wij willen nu de voeten van de vormelingen wassen. Ik hoop, dat wij dit bijzondere gebaar lange tijd onthouden. En dat wij met de hulp van Jezus ook zelf altijd bereid zijn God en elkaar en andere mensen te helpen.