Preek op 02-09-2012, preek op de 22e zondag door het jaar B

Preek op 02-09-2012, preek op de 22e zondag door het jaar B

openingswoord

Broeders en zusters, welkom. In het evangelie horen wij over de Farizeeën, die leven volgens bepaalde voorschriften en die zichzelf daarom als rechtvaardig zien. Hun hart is vol hoogmoed.

Er was eens een woestijnmonnik, die een verschijning kreeg van een duivel in de gedaante van een engel van het licht. De duivel zei: “Ik ben de engel Gabriël en ik ben door God naar je toegezonden”. Maar de monnik antwoordde: “Bent u niet naar iemand anders gezonden, want ik verdien het helemaal niet om een engel toegezonden te krijgen”. En geschrokken door de krachtige nederigheid van de monnik verdween de duivel meteen.

Iemand met een nederig hart, die ervaart blijkbaar Gods bescherming tegenover het kwade en dè kwade.

Lieve mensen, ik betrap mezelf er weleens op, dat ik een ander niet laat uitspreken. Vaak denk ik op dat moment zelf al: “O Frank Domen, wat doe je nou weer. Dit is geen blijk van respect, van nederigheid, bescheidenheid”. Ik moet hier blijkbaar nog een beetje in oefenen.

Maar … als ik zo’n discussie zie tussen de zes grote politieke partijen en ervaar hoe weinig respectvol, hoe weinig nederig, die mensen met elkaar omgaan – laten we niet over hen oordelen – dan word ik daar helemaal verdrietig van. Ze kunnen nog niet eens een ander laten uitpraten!

Maar zij zijn onze broeders, onze zusters. Bidden wij, met veel liefde en geduld, niet alleen voor de mensen van de partij waarop wij gaan stemmen, maar voor hen allemaal: om Gods wijsheid, om ons land goed te kunnen besturen, maar ook om liefde, om respect, nederigheid, ook in iets zo eenvoudigs als het een ander laten uitspreken. En ook om sowieso beter te luisteren … naar bijvoorbeeld de ouderen van wie er al zovelen niet meer gaan stemmen, omdat ze het gevoel hebben, dat er toch niet naar hen wordt geluisterd.

Maken wij nu eerst ons eigen hart nederig door oprecht onze tekorten te belijden.

openingsgebed

Laat ons bidden. Heer onze God, uiterlijke eredienst kan U niet behagen. Gij wilt dat wij U dienen met het hart, dat onze gaven daden zijn. In Jezus, uw Zoon, hebt Gij ons de nieuwe wet voorgehouden van liefde en gerechtigheid. Geef ons de kracht, dat wij uw woord ten uitvoer brengen en U dienen in waarachtigheid. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon … Amen.

preek

De joden hebben allerlei reinigingsrituelen, tekens waarmee zij aan God om innerlijke zuiverheid vragen en tegelijk drukken die symbolen dan tegenover de buitenwereld uit dàt ze op dat moment waardig zijn om de eredienst te vervullen.

Reeds Mozes sprak over dergelijke reinigingsrituelen (bijvoorbeeld in Exodus 19, 10) en in psalm 24 (3-4) staat de noodzaak van zuiverheid heel mooi beschreven: “Wie zal beklimmen de berg van de Heer, wie in zijn heiligdom staan? Die rein is van handen en zuiver van hart, zijn zinnen niet zet op wat kwaad is, zijn evenmens niet bedriegt”.

Ook Jezus zelf waste vóórdat Hij aan het Laatste Avondmaal begon de voeten van zijn leerlingen. En in het boek Openbaring, het boek over de toekomst van Kerk en wereld, staat het volgende geschreven: “Zalig zij die hun kleren rein wassen. Zij zullen recht krijgen op de boom des levens en door de poorten mogen ingaan in de stad”.

Dat de joden aan Jezus vragen stellen n.a.v. het feit, dat de apostelen zich niet aan de reinigingsvoorschriften houden is dus te begrijpen. Wat niet begrijpelijk is, wat onoprecht is, is dat – in ieder geval sommige – joodse kerkelijke leiders blijven stilstaan bij uitwendige zuiverheid. Als maar ze hun handen, hun potten en pannen, gewassen hebben, dan is het goed.

Maar in verschillende teksten wordt ook gesproken over de zuiverheid van hart. In de reeds genoemde psalm 24 staat: Wie zuiver is van hart mag staan in het heiligdom van de Heer. Jezus zelf zegt in Matteüs 5, 8: “Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien”. En in Matteüs 15, 8 haalt Jezus een tekst van Jesaja (29, 13) aan waarin deze namens God klaagt, dat het volk God wel met de lippen eert, maar dat hun hart ver van Hem is.

Werken aan een zuiver hart is misschien wel één van de belangrijkste levensopdrachten, die een mens heeft. Mensen zeggen wel: gezondheid is het belangrijkste wat er is. Wel, in een van mijn vorige parochies ben ik zelf een keer overspannen geraakt. Ik heb toen aan den lijve ervaren hoe belangrijk gezondheid is, maar … het is niet het belangrijkste. Een zuiver hart staat op de eerste plaats. Wat heb je aan gezondheid, geld en vrienden, als je hart zó bedorven is, dat je niet leeft in vriendschap met God en mensen en je dus ook niet op weg bent naar het eeuwige leven!? Dan ben je uiterlijk gezond, maar innerlijk dood.

Wij kunnen netjes in de Kerk zitten, geknield, handen gevouwen, ogen dicht, heel goed! Maar op het zelfde moment kunnen wij in onze gedachte God en medemens beledigen. Jezus noemt in het evangelie van vandaag op wat er allemaal uit het hart van een mens kan voortkomen: boze gedachten, ontucht, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, godslastering, trots, lichtzinnigheid. “Al die slechte dingen”, zegt Jezus Christus, “komen uit het binnenste en bezoedelen de mens”.

Wij zien gelukkig veel goede dingen om ons heen gebeuren, maar er gebeuren ook heel wat slechte dingen. En die gebeuren niet zomaar. Een slechte daad begint meestal als slechte gedachte in het hart. Een slechte gedachte hoeft op zich nog geen zonde te zijn. Het kan als een bekoring beginnen. “Leidt ons niet in bekoring”, bidden wij in het ‘Onze Vader’. Dat wil zeggen, dat wij ons niet door zo’n gedachte moeten laten meeslepen. Als wij zo’n bekoring krachtig van ons afzetten, eren wij daarmee God door voor Hem te kiezen.

Maar als wij op zo’n bekoring ingaan, als wij onze fantasie de vrije loop laten, het eigenlijk best wel een goed idee vinden om bijvoorbeeld hem of haar op deze of gene wijze een hak te zetten – wij genieten alleen al van het idee! – dan is de zonde eigenlijk al met haar werk bezig, en hoe langer wij bij zo’n gedachte blijven stilstaan, hoe groter de kans dat wij haar ooit ten uitvoer zullen brengen.

Belangrijk is te zien, dat de zonde er niet pas is op het moment, dat wij het slechte dóén, maar al op het moment dat wij bewust blijven stilstaan bij de gedachte aan het kwade. Blijven denken aan iets kwaads, ervan genieten, is de eerste verkeerde stap, die een mens kan doen. Daarmee verwijder je je al van God en medemensen.

Wij, mensen, doen op een dag meestal veel verschillende dingen. En wij weten, dat wij eens over iedere daad tegenover God verantwoording moeten afleggen. Maar gedurende een dag zijn er ook nog veel zaken waaraan wij alleen maar denken. Niet iedere gedachte brengen wij ten uitvoer. Maar ook iedere gedachte moeten wij – voor zover wij haar echt koesteren – verantwoorden.

Wie echt een geestelijk leven wil leiden, wie meer van God en medemens wil houden, wie nu al, in dit aardse leven, iets van de vrede en vreugde van God wil ervaren, die zal dus ook zijn gedachten moeten aanpakken. Zonder zuiverheid van hart kunnen wij God niet zien, nu niet, nooit niet. Zonder een beetje meer rust in ons hart, in onze gedachten, kan God zich niet aan ons bekendmaken. Zoals sommige mensen zó druk zijn met praten, dat je er geen speld tussen kunt krijgen, zo kunnen wij ook in onze gedachten zó druk zijn, dat zelfs God geen kans heeft om ons ook maar iets te zeggen.

Tussen haakjes, als negatieve gedachtes zich aan ons opdringen kunnen we ze maar het beste bij God brengen: “Heer, ik bied U deze gedachte aan” of “Heer, wilt U de persoon over wie ik nu zo’n lelijke gedachtes heb zegenen!” We zullen merken, dat die gedachtes dan minder sterk worden of zelfs verdwijnen, dat we meer rust zullen ervaren.

Maar in plaats van alleen maar negatieve gedachtes te verdrijven kunnen wij ook proberen positieve mensen te worden. Wij kunnen proberen die negatieve gedachtes vóór te blijven. Als we weten, dat we een zeker iemand gaan ontmoeten, iemand met wie wij vaker in de clinch liggen, dan kunnen wij al op voorhand gaan bidden, van tevoren al positief denken. Als wij dat samen met Jezus doen, gaat er een goddelijke kracht van uit. En dat zal onszelf èn die ander reuze ten goede komen. Dan breekt weer een klein stukje van het Koninkrijk van God door in onze wereld.

Het gaat vandaag om twee zaken: wie christen wil zijn, moet niet alleen geen slechte dingen doen, maar ook geen slechte dingen denken. Liefst positief denken. Moeilijk, maar noodzakelijk èn … oefening baart kunst! En het tweede is: proberen wij in ons hart en in onze gedachten een beetje meer rust te krijgen. Dan kan God ons hart vullen met zijn gedachten. Proberen wij het uit. Wij zullen de vruchten er spoedig van plukken.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments