Preek op 07-06-2020, Drievuldigheidszondag, jaar A, pastoor Frank Domen
Openingswoord
Broeders en zusters, allemaal van harte welkom. Wij vieren vandaag het hoogfeest van de heilige Drie-eenheid. Het is geen eenvoudige materie, als ik het zo mag noemen. De Vader is God. De Zoon is God. En de heilige Geest is ook God. En toch is er maar één God. Het is een mysterie, dat ons menselijke verstandje ver en ver te boven gaat.
Vandaag de dag horen we gelukkig weer meer mensen de vraag stellen naar wie God is. Maar als je twaalf mensen op een rij zet, dan krijg je ook twaalf verschillende antwoorden. Ik denk, dat er maar Eén is, die het juiste antwoord kan geven en dat is God zelf.
Wij leven in een tijd van uitersten. Er is veel armoede, maar er zijn ook zeer rijke en machtige mensen. Laatst was er nog ondanks alle moeilijkheden sprake van een bonus voor de topman van Air France KLM.
Het is helemaal niet slecht, integendeel, om eenvoudig te leven en eenvoudig te zijn. Want dan kunnen wij beter luisteren naar het antwoord dat God zelf geeft op de vraag naar wie Hij is.
In de eerste lezing horen wij, dat God hoog in de hemel is. Maar dat wij Hem toch kunnen ontmoeten. Daar moeten we wel moeite voor doen. Wij moeten net als Mozes een berg beklimmen. De berg van de eenvoud. Als wij van onszelf weten, dat we kleine mensen zijn, eenvoudig, kunnen we onszelf gemakkelijker neerleggen bij het feit, dat het juiste antwoord soms van een ander komt, in dit geval van God. En dan is het vaak ook mooier en beter dan wij ons uit onszelf hadden kunnen voorstellen. God zegt namelijk ook dat Hij barmhartig is en medelijden heeft, dat Hij groot is in de liefde en oneindig trouw.
Als wij met die waarheden in ons dagelijkse leven rekening houden, kunnen wij daar veel steun in vinden. Deze waarheden kunnen ons zekerheid en innerlijke vrede geven, zaken, die de basis vormen voor een gelukkig leven.
Vragen wij God, die is zo groot is, dat wij zo klein kunnen zijn, dat wij naar Hem willen luisteren en in Hem onze vrede kunnen vinden.
Openingsgebed
Laat ons bidden. Heilige Vader, Gij hebt uw woord gehouden: uw Zoon is mens geworden; zijn Geest leeft in uw kerk en maakt de liefde openbaar, waarmee Gij ons bestaan vervult. Zo zijt Gij, God, één in uw drievuldigheid. Wij vragen U dat alles wat wij zijn en doen, belijdenis mag worden van uw heilige Naam. Door … Amen.
Preek
Het evangelie van vandaag begint met de woorden van Jezus, die zegt: “Zozeer heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven”.
Dit is een belangrijke mededeling, waaraan wij ons kunnen optrekken. Sommige van zijn woorden hebben wij echter al zo vaak gehoord, dat het gevaar bestaat, dat we de diepe betekenis ervan niet meer goed horen en er aan voorbijgaan zonder een mooie gedachte te krijgen, zonder een gevoel van wederliefde en dankbaarheid.
Het grootste mysterie van het heelal is dat God gaf en nog eens gaf en maar blijft geven. In feite heeft Hij alles gegeven, opdat wij bij Hem konden zijn. Zoveel houdt Hij van ons!
Dat is het mysterie, dat wij vandaag vieren. Dit is een dag om blij te zijn in de Vader, de Zoon en de heilige Geest, die van ons houden. Wij zijn blij met de persoonlijke liefde, die God voelt voor ieder van ons, een liefde, die ons nooit in de steek zal laten. God heeft niets achtergehouden. Hij nodigt ons, kleine en zwakke mensen, uit om te delen in zijn goddelijke leven. En Hij heeft hemel en aarde bewogen om dit mogelijk te maken!
Het evangelie van Johannes vertelt ons, dat God ons de heilige Geest heeft gegeven om de mysteries van het evangelie aan ons te openbaren. Zoals kinderen en jongeren op school een leraar nodig hebben, zo is de heilige Geest onze hemelse Leraar. Hij neemt wat Hij hoort van de Vader en de Zoon en maakt het aan ons bekend.
En het gaat hierbij niet alleen maar om het doorgeven van wat informatie. De heilige Geest werkt op zo’n manier, dat Hij ons iets laat ervaren van de heilige Drie-eenheid. Zijn openbaring verheft onze harten. Aan het begin van de prefatie bidden wij toch beurtelings: “Verheft uw hart – wij zijn met ons hart bij de Heer.” De Geest vult ons met vreugde, en geeft ons het vertrouwen, dat wij Gods geliefde kinderen zijn.
Laten wij vandaag tijdens deze heilige Mis aan God vragen, dat wij ook dit jaar weer ietsje meer mogen gaan begrijpen van de heilige Drie-eenheid, van zijn liefde, die alles gaf, opdat wij met Hem door het leven kunnen gaan. Vragen wij God – en verwachten wij dat ook van Hem – dat Hij onze harten vult met zijn goddelijke liefde en dat wij die liefde ook echt mogen ervaren.
Broeders en zusters, alles wat God voor ons doet, dient uiteindelijk slechts één doel. En dat is niet alleen, dat wij later met elkaar bij Hem in de hemel kunnen komen, maar ook dat wij nu al zo veel mogelijk in de vrede en de vreugde van God kunnen leven.
Niet voor niets heeft Jezus Christus ons geleerd om in het Onzevader te bidden om de komst van zijn Koninkrijk op aarde. Jezus wil graag de Koning zijn over de harten van alle mensen. En als Hij ons openbaart hoe groot de liefde van God voor ieder van ons is, dan hoopt Hij, dat wij die liefde doorgeven aan andere mensen, dat wij zijn liefde voorleven. Dan komen andere mensen misschien ook onder de indruk van Gods liefde en willen ook zij lid worden van het Koninkrijk.
Laten wij proberen de liefde van God uit te dragen, overal waar wij komen. Stellen wij geen grenzen aan onze liefde, want Gods liefde is mateloos. Als wij iets doen voor een ander, een bekende van ons of een onbekende, stellen wij onszelf dan de vraag: Heb ik deze daad verricht – of ga ik deze daad verrichten – met zoveel liefde, dat deze daad bij de ander vragen oproept: waarom doet hij of zij dit voor mij op deze manier? En het zou mooi zijn als we dan het lef hebben om te antwoorden, dat we dit doen, omdat God van ons houdt en omdat Hij wil, dat we allemaal van elkaar houden. Het Koninkrijk van God is niet alleen iets waarom wij moeten bidden, wij moeten er ook zelf aan werken. Wij moeten er als het ware reclame voor maken.
Dragen wij de Blijde Boodschap van Jezus Christus uit in het vertrouwen, dat Hij ons bidden en werken zal zegenen, dat uiteindelijk het niet wijzelf zijn, die het doen, maar dat Hij het is, die werkt door ons. En Hij kan beginnen in kleine zaken. Ter illustratie de ervaring van een schoolhoofd.
Aan het eind van het schooljaar was de keuken van het onderwijzend personeel één grote chaos. De afwas van meerdere dagen stond op het aanrecht, de afwasmachine was half gevuld en rook niet bepaald fris. Mijn collega’s haalden hun neus op en waren niet van plan actie te ondernemen. Eén collega aarzelde, maar draaide zich toch resoluut om. “Ik begin er niet aan. Het is niet mijn taak”.
Wel, ik dacht dat het nóg minder mijn taak, als schoolhoofd, was! Ik was van mening, dat anderen de boel moesten opruimen. Maar misschien zou ik de knop van de afwasmachine kunnen omdraaien … !?
Maar de afwasmachine was nog half leeg! En het was allemaal te vies om aan te pakken. Nou ja, de gootsteen kan ik toch wel schoonmaken? Iets kon ik toch wel doen? Nee, wie de boel gebruikt heeft, moet het zelf schoonmaken. En van mij stond helemaal niets op het aanrecht.
Maar intussen was ik toch begonnen een paar kopjes in de afwasmachine te zetten. Alles door elkaar, dus niet goed ingeruimd. Dat kon toch niet zo blijven. Eindelijk zette ik de stap. Ik ordende alles beetje bij beetje en zo kreeg ik de hele vaat in de afwasmachine. En toen kon ik de knop omdraaien.
Het was alsof bij mij ook een knop was omgedraaid. Ik voelde blijdschap. Het was een nieuw begin. De keuken was opgeruimd en klaar voor nieuw gebruik. Ik hoorde mezelf zingen toen ik de keuken verliet. Pas toen realiseerde ik me, dat ik een kleine bekering had doorgemaakt, al had het wel wat tijd gekost. “Dat doe ik volgende keer sneller”, zei ik tegen mezelf. Amen.