30-03-2020, maandag in de 5e week van de veertigdagentijd

Openingswoord

In Victor Hugo’s klassieke roman ‘Les Miserables’ zit de hoofdpersoon, Jean Valjean, meerdere jaren gevangen wegens het stelen van een brood. Wanneer hij eindelijk wordt vrijgelaten, is hij zo wanhopig op zoek naar geld, dat hij een paar zilveren kandelaars van een vriendelijke bisschop steelt – om vervolgens opnieuw gearresteerd te worden. Wetend dat hij schuldig is, vreest Valjean een terugkeer naar de gevangenis. Maar de bisschop verrast hem door de politie te vertellen, dat Valjean de kandelaars niet heeft gestolen; de bisschop had ze hem cadeau gedaan. Sprakeloos in het licht van zo veel genade, draait Valjean zijn leven volledig om. Vanaf die dag leidt hij een leven van vrijgevigheid en naastenliefde en behandelt hij andere mensen met hetzelfde mededogen dat hij had ontvangen.

In het evangelie van vandaag vinden we een vrouw die, nadat ze betrapt was op overspel, zich ook goed bewust is van haar zonde en beefde uit angst voor de straf, die ze zeker verdiende. Maar net als Valjean was ook zij verbluft, toen ze merkte dat ze in plaats van veroordeling genade ontving. In plaats van te worden gestenigd, voelde ze de helende aanraking van Jezus’ woorden. En haar hart was zo door Jezus geraakt, dat ook zij haar leven helemaal over een andere boeg gooide. Jezus sprak namelijk tot haar: “Ga heen en zondig van nu af niet meer” (Johannes 8, 11).

Beide verhalen laten zien wat echte bekering is: dat iemand één richting uitgaat – richting van zonde en egoïsme – en dat hij of zij na een ontmoeting met God, na een ervaring van diens liefde en barmhartigheid, een heel andere richting kiest. Geraakt door de liefde wordt hij of zij een andere mens

De vasten, broeders en zusters, is een tijd van bekering voor ons allemaal, zelfs voor ons, die de Heer toch al jarenlang volgen. Misschien gaan wij in meer dan in grote lijnen de goede kant op, maar er zijn vast wel aspecten van ons leven waar wij nog niet in verbondenheid met de de Heer leven. Brengen wij die zaken bij de Heer. Geven wij Hem de gelegenheid ons zijn genade te schenken, zodat wij ook op die gebieden een andere richting kunnen inslaan. Brengen wij het eventueel naar de biecht, zodat ook wij die levengevende woorden kunnen horen, die al zoveel andere mensen hebben gered: “Ook Ik veroordeel u niet; ga heen en zondig van nu af niet meer.”