20-03-2020, vrijdag in de 3e week van de veertigdagentijd

20-03-2020, vrijdag in de 3e week van de veertigdagentijd

Openingswoord

In de tijd van de profeet Hosea, meer dan 700 jaar vóór Christus, was het noordelijke koninkrijk van Israël verwikkeld in een machtsstrijd met het Assyrische rijk. Jarenlang vertrouwde Israël herhaaldelijk op politieke oplossingen en militaire verbonden in plaats van op God te vertrouwen. En om het nog erger te maken begonnen ze ook valse goden te aanbidden, in de hoop dat deze afgoden hen welvarender zouden maken.

Zo verbraken de Israëlieten hun verbond met God en verwijderden zich van zijn bescherming. Uiteindelijk werd Israël aangevallen en de hoofdstad Samaria werd na een belegering van drie jaar vernietigd in het jaar 721 vóór Christus.

Tegen de achtergrond van de groeiende Assyrische dreiging, riep de profeet Hosea Israël op tot bekering.

Zelf was Hosea getrouwd met een ontrouwe echtgenote, Gomer. Maar in plaats van ervoor te kiezen van haar te scheiden, zocht hij haar op, vergaf haar en won haar na verloop van tijd terug. Hosea begreep, dat het drama, dat zich in zijn persoonlijke leven afspeelde – dat van de afgewezen echtgenoot, die zijn eigenzinnige vrouw terugwon – een afspiegeling was van Gods relatie met het wispelturige volk Israël. God zou zijn volk kastijden en het terugwinnen, en uiteindelijk al hun zonden vergeven.

Zoals God beloofde het volk Israël van ontrouw te genezen, zo staat Hij ook altijd klaar om onze relatie met Hem te herstellen als wij die door onze zonden hebben verbroken. Hij is trouw, altijd, zelfs als wij ontrouw zijn! Hij houdt onvoorwaardelijk van ons! God geeft nooit één van zijn mensen op. Hij onthoudt zijn liefde nooit, ook als mensen dat niet verdienen. God denkt nooit, dat het buiten zijn macht ligt om iemand te genezen en te redden.

Hosea gaf de hoop niet op, dat zijn vrouw naar hem zou terugkeren, of dat de Heer zijn volk zou terugwinnen. Ondanks de ontrouw van zowel Israël als Gomer, durfde Hosea te bidden, vertrouwend op Gods medeleven en barmhartigheid. Hosea’s voorbeeld moedigt ons aan om ook vol vertrouwen te bidden voor de mensen en situaties, die God in onze gedachten aan ons voorlegt.

Laten wij zijn oproep aannemen en strakjes in de voorbede dienaren van Gods liefde zijn. Als wij later in de hemel zijn, zullen wij ons erover verbazen wat God allemaal met onze gebeden heeft kunnen doen, vooral als wij bidden met een groot vertrouwen op Hem.