06-03-2020, vrijdag in de 1e week van de veertigdagentijd
Openingswoord
Laten wij eerlijk zijn. Soms is het moeilijk om niet boos te worden, zelfs niet op degenen, die het dichtst bij ons staan! En toch zegt Jezus Christus ons in het evangelie van vandaag, dat wij de zonde moeten weerstaan en dat wij ons moeten afkeren van woede. En hoe moeilijk dat ook klinkt, het is eigenlijk logisch. Want onze eeuwige bestemming is de hemel, en daar zullen wij leven in vrede en eenheid met de almachtige God en met elkaar.
Maar het is niet de bedoeling, dat wij wachten op de Wederkomst van de Heer om die vrede en eenheid te laten zegevieren. Wij moeten niet telkens al onze boosheid inslikken, alleen maar in de hoop, dat Jezus Christus ons zal blijven vergeven. Hoewel Hij dat zeker zal doen, is dat toch niet de centrale boodschap van het evangelie. Nee, de kern van de evangelieboodschap is dat Jezus Christus stierf om onze zonden te vergeven, zodat wij innerlijk een gedaanteverandering kunnen ondergaan! Jezus Christus weet, dat wij zijn wet van liefde alleen maar kunnen volgen als wij onze ogen in gebed voortdurend op Hem gericht houden.
In de eerste lezing van vandaag roept de profeet Ezechiël ons op om ons van de zonde af te keren en een heilig leven te leiden. Deze opdracht houdt ook in, dat wij ons van woede moeten afkeren.
Het lijkt er in deze passage misschien op, dat Ezechiël verwacht, dat wij dit helemaal op eigen kracht doen, maar als wij deze lezing bezien in de context van al zijn profetieën, dan lezen wij, dat God zijn eigen heilige Geest belooft om ons in staat te stellen zijn geboden te onderhouden, zelfs die zaken, die ons bijna onmogelijk lijken. De heilige bisschop Athanasius onderwees het volgende: “God werd mens, zodat de mens God kon worden.”
In de heilige Geest vinden wij alle genaden, die wij nodig hebben om de zonde uit ons leven te verwijderen en om ze in de toekomst te vermijden. Elke keer, dat wij in verleiding komen, iedere keer dat boosheid ons de verkeerde kant op dreigt te sturen, is de beste verdediging om deze grote belofte van God in gebed, in een geloofsbelijdenis, te hernieuwen, bijvoorbeeld: “Jezus Christus, U werd een mens, zodat ik kan worden als U. Ik geloof in uw genade. Heer, ik vraag nu om uw hulp.” Of iets dergelijks. Dit is hoe wij deze geestelijke strijd kunnen winnen – door onze eigen inspanningen te combineren met het vertrouwen op Gods kracht. Samen met Hem kunnen wij echt heilig worden!