Verhevenheid en Zaligheid van de heilige Jozef (6) (11-03-21)
Jozef was de Echtgenoot van Maria en werd geacht de vader te zijn van Jezus Christus. Daaruit zijn zijn waardigheid, zijn aanzien, zijn heiligheid en zijn glorie voortgevloeid.
Inderdaad, de waardigheid van de Moeder van God is zo hoog verheven dat niets daar boven geschapen kan worden. Maar, nochtans, daar Jozef met de gelukzalige Maagd verenigd was door de huwelijksband, is het ongetwijfeld zo dat hij, meer dan wie ook, die alles-overtreffende waardigheid, waardoor de Moeder van God alle geschapen naturen ver overtreft, heeft benaderd. Het huwelijk is inderdaad van elke samenleving en vereniging de meest intieme, die van nature de gemeenschap van goederen tussen echtgenoten met zich brengt. Door Jozef tegelijk als Echtgenoot te geven en als een getuige van haar maagdelijkheid en bewaarder van haar eer, heeft God hem krachtens de huwelijksband zelf ook een deelnemer in haar hoogverheven waardigheid gemaakt.
Zo ook schittert Jozef boven allen door de meest voorname waardigheid, omdat hij door de goddelijke Wil de beschermer werd van de Zoon van God, door de mensen beschouwd als zijn vader. Daar vloeide uit voort dat het Woord van God nederig onderworpen was aan Jozef, hem gehoorzaamde en hem alle verschuldigde eer bewees die kinderen verplicht zijn te bewijzen aan hun ouders (Quamquam Pluries 15/8/1889 – Leo XIII).
Paus Leo XIII leert ons (“Quamquam Pluries”, 15/8/1889) dat de heilige Jozef, zoals geen ander, ut nemo magis, de uitzonderlijke waardigheid en heiligheid van Maria benaderd heeft.
Maria is het bezit van God; zij is de gouden ladder waarlangs God naar de mensen wil afdalen en de mensen tot Hem wil voeren. Maar, verbazingwekkend! Hoewel deze Maagd het bezit is dat God voor zich gereserveerd heeft, het bruidsvertrek dat zijn Zoon heeft uitverkoren om zich met de menselijke natuur te verenigen, behaagt het de Heer dat zij het bezit wordt van een sterfelijke man, en deze man is de heilige Jozef.
Zou het in Gods raadsbesluiten liggen aan een sterfelijke man een recht en nog wel een bezitsrecht op dit gezegende schepsel, op deze Heilige Maagd te geven? Ja, zonder twijfel: en dit besluit van God vervult ons met een diepe verwondering.
Wie is dan wel deze Jozef, deze uitverkorene van de Hemel, deze bevoorrechte onder alle mannen, aan wie het God behaagt degene toe te vertrouwen, die Hij met zoveel liefde geschapen heeft, die Hij tot de zijne gemaakt heeft met een soort goddelijke naijver?
Hij is een zoon van David: hij is uit hetzelfde geslacht als deze Maagd. Hoe hemels ze ook is. Maria heeft, omdat ze voorbestemd is op deze aarde te leven, een aardse steun nodig, een menselijke arm die haar beschermt en haar verdedigt. Jozef zal haar beschermen, haar verdedigen als de zijne, want ze zal zijn ware echtgenote zijn.
Maar de onthechting des harten van deze zoon van David is dusdanig, dat Maria om hem volledig toe te behoren, daarom niet zal ophouden God geheel en al toe te behoren. Ze verwezenlijken samen de eenheid van een waarachtig huwelijk om alleen maar daardoor ieder voor zich, sterker nog, de een door de ander, meer aan God toe te behoren.
De zinnelijke begeerte in hem was uitgedoofd en zijn ziel was geheel vervuld van een stralende zuiverheid toen hij in de tegenwoordigheid van de Heilige Maagd verscheen. Het was niet passend dat zij bemind zou worden met een liefde die niet volmaakt kuis was.
Sint-Jozef toont zich dus aan ons als de geheel zuivere ziel, waarin de zonde al haar kracht verloren heeft. Sint-Augustinus verklaart dat niemand in dit leven vrij van zonden is. Dat zelfs de Heiligen moeten zeggen: Vergeef ons onze zonden. Toch erkent hij dat God, indien het hem behaagt, bij wijze van uitzondering en als een voorrecht, de onvolmaaktheid van de mens volledig kan wegnemen. Dat hij de mens al in dit Leven met volmaaktheid kan bekleden, zodat hij God schouwt — alomtegenwoordig — , zoals de Heiligen hem in de Hemel schouwen, onversluierd (De Spiritu et Litt., LXV. Deze gedachte van Sint-Augustinus, die de verlossing van de zonde verbindt met een ononderbroken beschouwing gelijk aan die van de hemelingen, is zeer opmerkelijk en van een kostbaar belang.)
Is dit prachtige voorrecht niet aan de heilige Jozef verleend omdat hij geroepen was tot de maagdelijke staat in het huwelijk en hij de Zoon van God voortdurend voor zich zag? Was hij niet, zoals Sint-Augustinus het formuleert, volledig gegrepen en geabsorbeerd door de ononderbroken aanschouwing van zijn God? Hoe zou hij hebben kunnen zondigen? In het heilig huis van Nazareth was geen plaats voor de zonde.
Oh Jozef, wij ontwaren slechts vagelijk Uw heiligheid in zijn geheimnisvolle glans. Maria kan de Uwe worden, zonder daardoor minder aan God toe te behoren; opmerkelijker nog, door de Uwe te zijn, behoort zij nog meer dan voorheen aan God toe; en juist door de Uwe te zijn geworden komt in haar het grote geheim tot voltooiing waarvoor zij geschapen is.
Wat is deze beschikking van God toch bewonderenswaardig! Hoe zeer laat die beschikking de voortreffelijke zielezuiverheid van de heilige Jozef uitkomen. Jozef, die niets van de menselijke genegenheid voor zichzelf behoudt, en die alles aan God geeft.
Wat voor een les geeft U ons, U grote Heilige. U wilde niets dan in en voor God. In Maria smaakte U alleen maar God, zoals Maria alleen maar God smaakte in U. Ach, mochten wij maar zo’n zuiverheid des harten kunnen navolgen. Gij, grote Heilige, verkrijg voor ons deze genade (Dom Bernardus Marechaux).
Mijn dochter, u schreef terecht dat mijn Echtgenoot Jozef een buitengewoon hoge rang bekleedt onder de Heiligen en Prinsen van het hemelse Jeruzalem; besef echter dat gij zijn grote heiligheid niet kunt omschrijven, evenmin als ze door een andere sterveling kan worden begrepen. Als gij Gods aangezicht zult aanschouwen, dan pas zult gij tot uw grote verbazing en tot lof van de Heer het mysterie van de verhevenheid van Jozef begrijpen en bewonderen.
Bij het Oordeel zullen vele verworpenen spijt hebben dat zij, verblind door hun zonden, het zo machtige en doeltreffende middel — de voorspraak van Jozef — niet kenden en gebruikten. Het zou hen geholpen hebben om de vriendschap van de rechtvaardige Rechter terug te winnen. Slechts weinigen kennen de macht van zijn voorspraak bij de goddelijke Majesteit en bij Mij. Ik verzeker u, mijn zeer geliefde dochter, dat hij in de Hemel één der intiemste vertrouwelingen is van de Heer, en dat hij veel kan doen om de straffen van de goddelijke gerechtigheid of te wenden van de zondaars…
Al wat mijn Echtgenoot afsmeekt in de Hemel, zullen zij, die hem op aarde zijn toegewijd, verkrijgen uit de handen van de Allerhoogste.(Onze-Lieve-Vrouw aan de eerbiedwaardige Maria d’Agreda)
“Neen! Geen kranke mensentaal, noch stem van hemelingen
Kon, o Jozef, schoon genoeg, Uw zaligheid bezingen,
Als Gij liefdedronken, in hoogste vreugd’ verzonken,
Dan de zoete Maagd, dan weer ’t Kind bezaagt!”
(oud Vlaams lied)
Sint-Jozef navolgen
Vragen wij aan de heilige Jozef, kuise beschermer van de Maagd Maria, de genade van de vereniging met God en van de volharding in het goede.
GEBED IN AL ONZE NODEN
O roemrijke heilige Jozef, onze zeer beminde beschermer, strek met liefde Uw vaderlijke bescherming uit over allen die ons dierbaar zijn. Bescherm vooral ons gezin. Gij, wiens macht bij het Heilig Hart van Jezus onmogelijke dingen mogelijk maakt. Voorzie in onze dringende noden en open Uw vaderlijke ogen voor al onze geestelijke en materiële belangen. Kom ons te hulp in onze vrees, in onze angsten, in onze zwakheden, in onze wederwaardigheden. Verwijder van ons de gevaren die ons bedreigen, help ons in onze aarzelingen, neem onder Uw bescherming onze lichamen en onze bezittingen en alle belangrijke en moeilijke zaken die wij U aanbevelen.
0 heilige Jozef, verkrijg voor ons een smetteloos leven en een sterke deugd, zonder zwakheid of halfslachtigheid. Gij, pleiter in moeilijke en wanhopige zaken, bepleit onze zaak bij God.
Heilige Jozef, Beschermer en Patroon van hen die op sterven liggen, Gij die Uw geest gegeven hebt tussen Jezus en Maria, bid voor ons in dit leven en vooral in het uur van onze dood. Amen.
Verhalen
1. Tot geen enkele prijs de onschuld verliezen
Pater dr. Lechermann schrijft:
In de nabijheid van Innsbruck is er een instituut, waarin meisjes opgenomen worden, waar ze opgevoed worden en onderwijs krijgen. Een van deze meisjes had daar met grote tevredenheid vele jaren doorgebracht.
Toen kwam het laatste jaar, waarna men haar zei dat ze het instituut zou moeten verlaten om in de wereld een nieuwe levensrichting in te slaan. De gedachte aan dit naderende vertrek vervulde haar met grote vrees. Daarom vroegen de familieleden — de ouders waren reeds lang gestorven — of er geen mogelijkheid was dat ze in het instituut zou kunnen blijven. Tevergeefs. Men zei het meisje dat ze zich voor het vertrek gereed moest houden.
De indruk, die dit antwoord maakte, was heviger dan de overste van het huis en de familieleden konden vermoeden. Het meisje werd ziek. Reeds na enkele dagen werd het duidelijk dat niettegenstaande doktershulp en de beste verzorging de zieke achteruitging. Men diende haar de Sacramenten der stervenden toe.
Daarna vroeg het meisje de overste te spreken. Nu hoorde zij een geheim dat het kind tot hiertoe verzwegen had. Met heilige vreugde verklaarde het dat het sterven zou en niet in de wereld zou moeten terugkeren. Toen namelijk haar vraag om in het instituut te mogen blijven niet ingewilligd werd, wendde ze zich tot de heilige Jozef, opdat hij voor haar de genade zou mogen verkrijgen eerder te sterven dan in de wereld haar ziel te gronde te moeten richten. Het feest van de heilige Jozef naderde en op deze dag ging het meisje naar het hemels vaderhuis.
De heilige Jozef had de bede van het kind aan het Goddelijk Hart voorgedragen en verhoring gevonden.
2. De kleine Guillaume
De H. Theresia van Avila zei vaak: “Ik ken geen enkele vereerder van Sint-Jozef die niet elke dag deugdzamer wordt. Ik vraag nadrukkelijk aan degenen, die twijfelen aan de macht van Sint-Jozef of aan zijn zorg voor zijn vereerders, hem aan te roepen. Zij zullen weldra overtuigd zijn.”
Hier volgt een waar verhaal uit de negentiende eeuw dat de bovengenoemde bewering zal staven.
Het verscheen in het weekblad ‘Semaine religieuse’ uit Vannes. Op donderdag tien februari om half twaalf ’s morgens speelden verschillende kleine kinderen op straat in Gourin toen er een kar geladen met huisraad en stro voorbij reed. Een van de kinderen, de achtjarige Guillaume Le Gal, schrok door een zijsprong van het paard en wilde weglopen. Hij struikelde echter over een steen en viel onder de wagen. Een van de wielen ging over zijn beide bovenbenen. Men kan zich de ontsteltenis van kinderen en volwassenen, die getuige waren van het ongeval, voorstellen. Allen snelden toe om het kind, dat zij verpletterd achtten, op te rapen. Toen ze aankwamen zagen ze echter dat Guillaume al overeind stond. Al zijn vriendjes riepen bevend van schrik: “Hij gaat dood, hij gaat dood!”
Hoewel hij zich goed staande hield, werd de jongen overstelpt door dit herhaald geroep. Hij riep uit: “Misschien ga ik wel dood maar dan wil ik eerst mijn moeder nog eens zien!”, en hij holde zo vlug hij kon naar huis.
Zijn moeder, die hem zag huilen, dacht dat hij ruzie gemaakt had met zijn vriendjes en wilde hem berispen. Het kind zei echter: “Ik ben overreden door een kar”. Dit werd bevestigd door de mensen die hem gevolgd waren. De moeder schrok en begon op haar beurt te huilen. Toen men de kleine Guillaume uitkleedde, nam hij een klein beeldje van Sint-Jozef dat hij bij zich droeg. Hij troostte zijn moeder met de woorden: “Huil maar niet, mama, ik ga niet dood. Sint-Jozef is bij mij.” En hij voegde eraan toe dat toen hij meende te worden overreden, hij aan Sint-Jozef dacht en zachtjes de gezegende naam had uitgesproken die zijn moeder hem geleerd had. Hij had alleen maar iets zwaars over zich heen voelen gaan zonder dat hij pijn had. De arts, die erbij geroepen was, kon geen enkel letsel constateren. De huid was alleen wat donker gekleurd en vertoonde het wielspoor. De daarop volgende dagen liet het kind vol trots zijn kleine Sint-Jozef beeldje aan iedereen zien en zei: “Sint-Jozef heeft mij gered!”
Telkens wanneer de kleine Guillaume een stuiver kreeg, zei hij: “Die is voor Sint-Jozef”. Het geld overhandigde hij blijmoedig aan de Zusters van Sint-Jozef in Cluny. Zijn moeder was bij die Zusters opgevoed en had ook een levendige devotie tot deze grote Heilige. Zij nam haar toevlucht tot Sint-Jozef bij al haar moeilijkheden en hoewel zij niet rijk was, bracht zij hem herhaaldelijk kleine offers, meestal via de handjes van haar zoon.
3. Onverwachts lag de envelop in mijn hand
De beroemde taalkundige, professor Albert Drexel, heeft 80 talen onderzocht en kon het bewijs leveren dat er in iedere taal resten en woordvormingen van één oorspronkelijke taal waar te nemen zijn, die dwingend op een gemeenschappelijke oorsprong van alle talen wijzen.
Professor Drexel stelde een talenatlas samen, waarin ongeveer 500 talen volgens hun taalgebied opgenomen zijn.
Voor deze realisatie kreeg hij van Paus Pius XlI een hoge onderscheiding. Aan de. pauselijke missieschool in Rome doceerde professor Drexel Afrikaanse talen en was later expert voor rassenproblemen bij het Vaticaan. Een aantal wetenschappelijke werken en filosofische boeken staan op zijn naam.
Daarbij bleef de geleerde tot aan zijn zalig afsterven op 9 maart 1977 een vurige priester naar Gods Geest.
In de jaren van zijn grote onderzoekingen in Innsbruck behartigde professor Drexel eveneens de belangen van een Bejaardentehuis.
Hij nam daartoe een bankkrediet van 15000 Oostenrijkse schilling op. Door intriges van zijn tegenstanders werd zijn aanzien ondermijnd, zodat de bank op korte termijn de terugbetaling eiste. Ze dreigde zelfs met de verkoop van het tehuis, indien de betaling niet binnenkort zou geschieden.
In wanhoop nam professor Albert Drexel zijn toevlucht tot de heilige Jozef, die hij sedert jaren vurig vereerde. Op de vervaldag las professor Drexel een Heilige Mis ter ere van Sint-Jozef. Daarna ging hij naar de stad om met de hulp van een advocaat de termijn nog eens verlengd te krijgen.
Toen hij de straat inkwam, waar de advocaat woonde, stond er op de hoek een waardig uitziende man met een witte baard en een zwarte cape aan. Toen hij deze man voorbij wilde lopen, trok deze een envelop uit zijn zak en zei: “Albert, neem dat aan!”
Professor Drexel bekeek de envelop, wilde nog vragen: “Ja, kent u me dan?”. Maar de man die de envelop gegeven had, was spoorloos verdwenen.
Uit de envelop kwam het bedrag van 15000 Oostenrijkse schilling te voorschijn. In plaats van naar de advocaat ging de gelukkige priester nu naar de bank en kon de schuld onmiddellijk terugbetalen.
Deze belevenis heeft professor Drexel zelf nog tijdens zijn leven verteld.
4. Hij vond de vrede weer
Door het kwaad verblind, had ik bij mijn eerste biecht enige zonden verzwegen. Dit ontzettend ongeluk sleepte ik vier jaar mee, zonder de moed te hebben ermee in het reine te komen.
Toen naderde de dag van mijn Eerste Heilige Communie. Een innerlijke stem drong me om de sinds jaren verzwegen zonden te belijden.
Maar ook bij deze biecht was ik te laf om dit aan de biechtvader toe te vertrouwen. En zo ontving ik voor de eerste maal het Brood des levens: onwaardig als Judas. Anderhalf jaar trad ik zo de Heer met de voeten door godslasterlijke biechten en communies.
Een priester, die me beminde, merkte duidelijk sedert langere tijd mijn onverschilligheid op godsdienstig gebied… Hij wilde mij naar Jezus terugvoeren. Vurig beval hij deze intentie aan de heilige Jozef en vroeg gelovige bekenden ook om voor deze intentie te bidden. Ze begonnen zonder mijn weten een triduüm tot de heilige Jozef voor de verandering van mijn instelling.
Bij de volgende biecht, waarin ik weer niet het inzicht had mij van dit kwaad te reinigen, voelde ik plots een machtige aansporing: “Belijd uw verzwegen zonden!” Toen de priester, die mijn innerlijke strijd bemerkte, mij aanmoedigde, opende ik uiteindelijk mijn hart en biechtte alles, wat ik tot hiertoe verzwegen had… Daarmee keerde ook de vrede in mijn ziel terug.
Deze gelukkige dag was uitgerekend de laatste dag van het triduüm. Hoe goed en machtig is toch de heilige Jozef! Ik dank hem mijn ganse leven lang en zou allen willen aanbevelen zich tot Sint-Jozef te wenden, als bij de biecht bijzondere moed en kracht nodig is voor een eerlijke belijdenis (D. 0.).