Ter voorbereiding van vrijdag 07-01-2022, weekdag van de kersttijd na Epifanie

Ter voorbereiding van vrijdag 07-01-2022, weekdag van de kersttijd na Epifanie

Uit de verhandeling van de heilige priester Hippolytus († ca. 235) over de weerlegging van alle ketterijen

Het Woord is vlees geworden en wil ons vergoddelijken.

de heilige priester Hippolytus

Wat is ons geloof? Wij hechten geen geloof aan holle frasen en wij laten ons ook niet meeslepen door opwellingen van ons hart of door de betoverende kracht van overtuigende uiteenzettingen. Wel schenken wij vertrouwen aan woorden die met goddelijke kracht uitgesproken zijn.

Die nu heeft God toevertrouwd aan het Woord. Het Woord heeft ze op zijn beurt uitgesproken met de bedoeling daardoor de mens af te brengen van zijn ongehoorzaamheid. Het Woord bracht de mens niet met geweld tot slavernij, maar het riep op tot vrijheid met een beroep op de vrije keuze.

De Vader zond op het einde van de tijden dit Woord. Hij wilde niet meer door de mond van de profeten spreken waardoor de mensen het in verborgenheid verkondigde Woord slechts konden vermoeden. Nu gaf Hij een duidelijke opdracht, opdat het direct in het oog zou vallen en de wereld door het onmiddellijk contact gered zou worden.

Wij weten dat dit Woord het vlees heeft aangenomen uit de Maagd en aan de oude mens een nieuwe gestalte heeft verleend. Van dat Woord weten wij dat het, evenals wij, mens geworden is. Als dat niet het geval was, zou Hij ons tevergeefs hebben opgedragen Hem als Meester na te volgen. Als die mens immers een totaal ander wezen bezat, hoe zou Hij aan mij met al mijn aangeboren zwakheid iets dergelijks kunnen opdragen, zonder ook zelf maar iets aan goedheid of rechtvaardigheid in te boeten?

Opdat niemand zou menen dat Hij anders dan wij zou zijn, heeft Hij ook gewerkt, honger willen verduren, heeft Hij niet geweigerd dorst te lijden en heeft Hij rust gevonden in de slaap. Hij heeft het lijden niet afgewezen en zich geschikt naar de dood en Hij heeft zijn verrijzenis geopenbaard. In dit alles bood Hij zijn mens-zijn als voorbode aan, opdat gij als mens in uw lijden niet de moed zoudt verliezen, maar ook gij, in het besef van uw eigen mens-zijn, zoudt uitzien naar wat God voor Hem als mens heeft voorzien.

Als gij de ware God leert kennen, zult gij een onsterfelijk lichaam hebben dat samen met de ziel onvergankelijk is. Gij zult deel krijgen aan het rijk der hemelen, omdat gij tijdens uw leven op aarde de hemelse Koning hebt herkend. Gij zult deelgenoot van God en mede-erfgenaam van Christus zijn. Gij zult geen slaaf meer zijn van slechte neigingen, van hartstochten of ziekten, omdat gij een god geworden zijt.

Al wat gij als mens hebt moeten verduren, legde God u op, omdat gij een mens zijt. Al wat toebehoort aan God, heeft God beloofd te verlenen, omdat gij vergoddelijkt zoudt zijn en onsterfelijk zoudt worden. Dat is de betekenis van de stelling ‘Ken uzelf’: ken uzelf door God te kennen die u geschapen heeft. Want leren kennen en zichzelf leren kennen is hem ten deel gevallen, die door God geroepen is en strekt zich dus uit tot het feit dat hij door Hem gekend wordt (vgl. Gal. 4, 9; 1 Kor. 13, 12).

Wees dus geen vijand van uzelf; aarzel niet op uw schreden terug te keren. Christus is immers ‘God, die boven alles verheven is’ (Rom. 9, 5). Hij heeft voorgeschreven mensen schoon te wassen van de zonde met de bedoeling om aan de oude mens de voltooiing van de nieuwe mens te verlenen. Vanaf het begin heeft Hij hem geroepen als zijn beeld en door de gelijkenis heeft Hij de liefde betoond die Hij voor u heeft. Als gij aan zijn heilige voorschriften gehoorzaamt en als gij door goed te zijn Hem navolgt die goed is, zult gij gelijkenis gaan vertonen met Hem en Hij zal u eer betuigen. God is immers geen bedelaar. Hij heeft ook u tot god gemaakt ter wille van zijn eigen heerlijkheid.