Ter voorbereiding van de zevende dag onder het Octaaf van Kerstmis, 31-12-2021

Ter voorbereiding van de zevende dag onder het Octaaf van Kerstmis, 31-12-2021

Uit een preek van de heilige paus Leo de Grote († 461)

Kerstmis: geboortedag van de Heer, geboortedag van de vrede.

Te allen tijde kan de geboorte van onze Heer en Verlosser uit de Moedermaagd het voorwerp zijn van gelovige overweging. Elke dag kunnen wij ons hart verheffen om onze Schepper hulde te brengen, als wij tot Hem zuchten en smeken, als wij Hem jubelend loven, als wij het offer opdragen. Daarbij kunnen wij telkens weer de ogen van het geloof richten op de waarheid dat de Zoon van God, die als God van eeuwigheid geboren is uit de Vader, eveneens geboren is als mens. Toch is er geen enkele dag die ons méér herinnert aan deze geboorte dan de dag van heden.

Ook het daglicht, dat als nieuw gaat schijnen, doet ons denken aan de stralende luister van dit wonderbaar mysterie. Niet alleen herinneren wij het ons, maar het is alsof voor onze ogen opnieuw de engel Gabriël met de verbaasde Maria spreekt en zij van de heilige Geest ontvangt overeenkomstig haar uitzonderlijk geloof in de uitzonderlijke belofte.

Heden is immers de Schepper van de wereld geboren uit de Maagd. Hij die alle wezens heeft geschapen, is zoon geworden van zijn eigen schepsel. Heden is het Woord van God verschenen, bekleed met een lichaam. Wat nooit voor gewone ogen zichtbaar was, is zelfs tastbaar geworden voor mensenhanden. Heden hebben herders vernomen van engelen dat de Verlosser ter wereld is gekomen met lichaam en ziel, zoals wij. Heden is aan hen die over de kudden van de Heer zijn aangesteld, het voorbeeld van de verkondiging op voorhand gegeven. Want ook wij moeten met de hemelse heerschaar zeggen: ‘Eer aan God in den hoge en vrede op aarde aan de mensen die Hij liefheeft’ (Lc. 2, 14).

De geboortedag van de Heer is de geboortedag van de vrede. De Apostel zegt immers: ‘Hij is onze vrede, Hij die twee werelden één gemaakt heeft’ (Ef. 2, 14). Want, of wij nu jood waren of heiden, ‘door Hem hebben wij in één Geest toegang tot de Vader’ (Ef. 2, 18). Hij heeft, op de vooravond van zijn vrijwillig gekozen sterfdag, zijn leerlingen vooral op dit punt onderricht, toen Hij zei: ‘Vrede laat Ik u na, mijn vrede geef Ik u’ (Joh. 14, 27a). En opdat het bijzondere van zijn vrede niet achter deze algemene term verborgen zou blijven, voegde Hij hieraan toe: ‘Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u’ (Joh. 14, 27b). Dit wil zeggen: de wereld heeft haar eigen vormen van vriendschap en weet velen eensgezind te maken door een verkeerde liefde. De vrede echter die van boven komt en naar boven voert, vereist dat wij geen gemene zaak maken met hen die de wereld liefhebben, maar ons teweer stellen tegen al wat ons hindert. Zo zullen wij de gevaarlijke genoegens achter ons laten om op te gaan tot de ware vreugden, volgens het woord van de Heer: ‘Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn’ (Mt. 6, 21). Dit betekent: als gij de dingen van beneden lief hebt, zult ge diep wegzinken, maar als gij lief hebt wat boven is, zult ge het hoogste bereiken. Mogen wij daarheen, allen één van wil en gevoelens, eensgezind in geloof, hoop en liefde, geleid en gebracht worden door de Geest van vrede. ‘Allen immers die zich laten leiden door Gods Geest, zijn werkelijk kinderen van God’ (Rom. 8, 14).