Overweging ter voorbereiding van 30-07-2023, 17e zondag door het jaar

Overweging ter voorbereiding van 30-07-2023, 17e zondag door het jaar

Uit een homilie van de heilige Johannes Chrysostomus, bisschop van Constantinopel († 407), over het evangelie van Matteüs

Terwijl je de tempel aan het versieren bent, veronachtzaam je je gekwelde medemens; dat mag niet

Wil je het lichaam van Christus eren? Veracht Hem dan niet wanneer Hij naakt is. Eer Hem niet hier in zijn kostbare kleren, terwijl je Hem buiten, door kou en naaktheid gekweld, veronachtzaamt. Hij heeft gezegd: ‘Dit is mijn lichaam’ (Mt. 26, 26) en Hij heeft dit door zijn woord tot stand gebracht, maar Hij heeft ook gezegd: ‘Ik had honger en gij hebt Mij niet te eten gegeven’, en: ‘al wat gij niet voor een van deze geringsten hebt gedaan, hebt ge ook niet voor Mij gedaan’ (Mt. 25, 42.45). Het lichaam van Christus vraagt hier om een zuivere ziel, niet om kleren, ginds om een grote materiële zorg.

Wij moeten leren nadenken en Christus eren zoals Hij dat zelf wil. Voor iemand die gehuldigd wordt, is de eer die hijzelf wenst, het aangenaamst, niet wat wij ons voorstellen. Petrus weigerde zijn voeten te laten wassen (vgl. Joh. 13, 8) en wilde Christus zo eren. Toch was dit geen eer maar juist het tegendeel. Zo moet ook jij Hem de eerbewijzen die Hij voorschrijft, en wel door je rijkdom aan de armen te geven. Niet aan gouden schalen en bekers heeft God behoefte maar aan gouden zielen.

Dit zeg ik niet om bezwaar te maken tegen zulke schenkingen aan de kerk, maar daarnaast en daar bovenuit moeten wij geven aan de armen. Zulke gaven zijn God veel aangenamer, want niet alleen de gever heeft daarvan een geestelijk nut, ook voor de ontvanger is het goed. Zo’n schenking lijkt een vertoon van ijdelheid. Een stille gave aan een arme is alleen maar goedheid.

Waartoe dient het dat het altaar vol staat met gouden bekers, terwijl de Heer zelf van honger omkomt? Stil eerst zijn honger en versier dan met wat je overhoudt, zijn altaar. Je laat een gouden beker maken, maar een beker water geven, dat doe je niet. En waarom? Je laat het altaar bekleden met goudbrokaat, maar Hem geef je de noodzakelijke kleding niet. En wat verdien je daarmee? Zeg me: je ziet iemand die niets te eten heeft, je laat hem zelf zijn honger stillen en verfraait slechts het altaar met zilver; zal die man jou dankbaar zijn? Zal hij niet eerder verontwaardigd zijn? Stel: je ziet iemand in lompen en stijf van de kou; je geeft geen kledingstuk, maar je laat in de kerk wel zuilen bekleden met goud en zegt dan dat je dat ter ere van die arme doet. Zal die niet beweren dat jij de spot met hem drijft en denken dat je hem zo zwaar mogelijk wilt beledigen?

Hier gaat het ook om Christus. Bedenk dat wel: Hij trekt rond als een zwerver, een vreemdeling, een dakloze. Jij laat het na Hem op te nemen. Jij verfraait de vloer, de wanden en de kapitelen van de zuilen. Zilveren slingers hang je tussen de lampen. Maar Hij zit geboeid in de gevangenis en jij wilt Hem zelfs niet zien. Ik zeg dit niet omdat ik bezwaar heb tegen wedijver bij schenkingen, maar ik spoor aan om dat andere ernaast te doen of liever nog ervoor. Wie dat eerste niet doet, krijgt daarvoor nooit een verwijt. Voor het tweede is er zelfs het dreigement van de hel en het onuitblusbaar vuur en van een straf met de duivels. Als je dus de kerk verfraait, heb dan ook aandacht voor een medemens in nood. Want zijn tempel is belangrijker dan die andere.