Overweging ter voorbereiding van 16-07-2023, 15e zondag door het jaar
Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430)
Als ik nog de gunst van mensen zocht, zou ik geen dienaar van Christus zijn
‘Eén ding geeft ons moed: het getuigenis van ons geweten’ (2 Kor. 1, 12). Er zijn mensen die lichtvaardig oordelen, die afbreken, kwaadspreken en mopperen; wat ze niet zien, zoeken ze te achterhalen en wat ze niet kunnen achterhalen, trachten ze zelfs rond te bazuinen. Wat rest ons tegenover zulke mensen dan alleen het getuigenis van ons geweten? Broeders en zusters, ook als wij aan mensen willen behagen, dan nog zoeken we niet onze eer en mogen we die niet zoeken. We moeten uit zijn op hun heil. Als wij op het goede pad wandelen, zullen ze niet verdwalen wanneer ze ons volgen. Als wij Christus navolgen, laten zij ons dan navolgen. Maar als wij Christus niet navolgen, moeten zij Hem in ieder geval navolgen. Want Hij weidt zijn kudde en met allen die de kudde goed weiden, is het uiteindelijk Hij alleen die weidt, omdat allen in Hem zijn.
We zoeken dus niet ons eigenbelang als we aan mensen willen behagen. We willen vreugde vinden in de mensen, dat wil zeggen: we zijn blij als we zien dat ze behagen scheppen in wat goed is, niet voor onze eer maar alleen omdat het hun tot voordeel strekt. Het is duidelijk tegen wie de Apostel zich richt als hij zegt: ‘Als ik nog de gunst van mensen zocht, zou ik geen dienaar van Christus zijn’ (Gal. 1, 10). Het is evenzeer duidelijk voor wie hij deze woorden bedoelt: ‘Tracht zoveel mogelijk allen te behagen, zoals ook ik tracht allen zoveel mogelijk te behagen’ (1 Kor. 10, 33). Beide uitspraken zijn helder, beide zijn rustig, zuiver en niet verward. Wat jezelf betreft: graas en drink, maar vertrap de weide niet en maak het water niet troebel door anderen ergernis te geven.
Je hebt ongetwijfeld Jezus Christus zelf gehoord, de meester van de apostelen: ‘Zo moeten uw daden stralen voor het oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken die in de hemel is’ (Mt. 5, 16), dat wil zeggen: die jullie gemaakt heeft tot wat jullie zijn. ‘Want wij zijn het volk van zijn weide en de schapen, door zijn hand geleid’ (vgl. Ps. 95 (94), 7). Als jij dus goed bent, moet jij Hem loven die je goed gemaakt heeft. Je moet niet jezelf loven, want uit jezelf kun je alleen maar slecht zijn. Waarom wil je de waarheid verdraaien door jezelf te willen loven als je iets goeds doet? Maar als je iets slechts doet, dan wil je de Heer aanklagen. Hij die gezegd heeft: ‘Uw daden moeten stralen voor het oog van de mensen’, heeft in dezelfde toespraak gezegd: ‘Beoefent uw gerechtigheid niet voor het oog van de mensen’ (Mt. 6, 1). Zoals je dacht dat de twee uitspraken van de apostel Paulus elkaar tegenspraken, zo denk je hetzelfde over deze woorden uit het evangelie. Als je echter het water van je hart niet troebel maakt, zul je hier de vrede van de Schriften herkennen en ook jij zult er vrede in vinden.
We moeten er dus zorg voor dragen, broeders en zusters, dat we niet alleen goed leven, maar dat we ook goed omgaan met de mensen. Het volstaat niet een goed geweten te hebben. Voor zover onze zwakheid het toestaat en de waakzaamheid van ons broos mens-zijn het vermag, moeten we ervoor zorgen niets te doen dat aan onze zwakkere broeder aanstoot kan geven. We moeten opletten dat we, als we welig gras eten en zuiver water drinken, de weide van God niet vertrappen, zodat de zwakke schapen vertrapt gras moeten eten en troebel water drinken.