Overweging ter voorbereiding van 13-05-2023, zaterdag in de vijfde week van Pasen
Uit de verhandeling van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430), over het evangelie van Johannes
Petrus en Johannes: twee levens
De kerk heeft twee vormen van leven die haar door God zijn geopenbaard en aanbevolen: het leven in geloof en het leven in aanschouwing. Het ene heeft betrekking op de tijd van onze pelgrimstocht, het andere op de eeuwigheid van ons toekomstig verblijf. Het ene wordt gekenmerkt door zwoegen, het andere door rust; het ene speelt zich af onderweg, het andere in het hemels vaderland; het ene in moeizame arbeid, het andere in aanschouwing als beloning.
Het eerste wordt voorgesteld door de apostel Petrus, het tweede door Johannes. Het eerste speelt zich geheel hier op aarde af en duurt tot het einde van deze wereld; dan vindt het zijn einde. Het andere wordt pas werkelijkheid na het einde van deze wereld, maar kent in de toekomstige wereld geen einde. Daarom wordt tot Petrus gezegd: ‘Volg Mij’, maar over Johannes: ‘Als Ik hem wil laten blijven tot Ik kom, is dat uw zaak? Gij moet Mij volgen’ (Joh. 21, 19-22).
Dit betekent: gij moet Mij volgen door Mij na te volgen in het verduren van het tijdelijk lijden, maar hij moet blijven, totdat Ik kom met de eeuwige beloning. Men kan dit duidelijker zo zeggen: volmaakte werkzaamheid, naar het voorbeeld van mijn lijden en sterven, moet Mij volgen; beginnende aanschouwing echter moet blijven tot Ik kom, want eerst dan zal zij volmaakt worden. Want de volheid van oprecht geduld in het lijden tot de dood is: volgen van Christus; blijven tot Christus komt, wil zeggen: wachten tot de openbaring van de volheid van de kennis. Hier immers heeft men het kwade van deze wereld te verduren in het land van de stervelingen, maar daar zal men het heil van de Heer aanschouwen in het land van de levenden (vgl. Ps. 27 (26), 13).
Wanneer de Heer zegt: ‘Als Ik hem wil laten blijven tot Ik kom’, dan moet men dit niet zo verstaan alsof Hij bedoelt: in leven laten, maar alsof Hij zegt: als Ik Johannes wil laten wachten. Want wat deze apostel voorstelt, zal stellig niet thans worden vervuld, maar pas wanneer Christus gekomen zal zijn. Wat echter Petrus voorstelt – tot wie gezegd is: ‘Gij moet Mij volgen’ – dat zal het verwachte doel niet bereiken als er thans niets ondernomen wordt.
Toch mag men deze roemrijke apostelen niet van elkaar scheiden. Beiden bevonden zich in de toestand die door Petrus tot uitdrukking werd gebracht en beiden waren bestemd voor de toestand die in Johannes tot uitdrukking kwam. In deze wijze van uitdrukken moest de een volgen en diende de ander te blijven. In geloof verdroegen beiden het kwaad van deze ongelukkige wereld en beiden zagen uit naar het toekomstig heil.
Niet alleen deze apostelen zijn hier bedoeld, maar heel de heilige kerk, de bruid van Christus: zij moet uit deze beproevingen worden bevrijd en deelachtig worden aan het hemels geluk. Petrus en Johannes zijn, ieder op eigen wijze, een teken hiervan, de een van het leven op aarde, de ander van het toekomstige leven. Maar alle twee zijn zij in geloof door dit tijdelijke leven gegaan, en alle twee zullen zij het andere leven eeuwig genieten in aanschouwing.
Voor alle heiligen die onafscheidelijk tot het lichaam van Christus behoren, heeft Petrus als eerste van de apostelen de sleutels van het rijk der hemelen ontvangen om de zonden al of niet te vergeven, want hij is de stuurman te midden van de stormen van dit leven. En ook voor al Gods heiligen heeft de evangelist Johannes tegen Jezus’ borst geleund, want zo wijst hij hun de weg naar de alles overtreffende rust in dat andere leven.
Want niet Petrus alleen, maar de gehele kerk heeft, met betrekking tot de zonden, de macht ontvangen om te binden en te ontbinden. En niet Johannes alleen dronk geleund tegen Jezus’ borst, uit de bron de verheven waarheden over het goddelijk Woord dat in het begin bij God was, over de godheid van Christus en over Gods eenheid en drievuldigheid. Deze waarheden die eens in dat rijk van aangezicht tot aangezicht te aanschouwen zullen zijn, maar die nu – totdat de Heer komt – als in een spiegel onduidelijk te zien zijn, heeft Johannes op zijn beurt doorgegeven in zijn prediking. Zo heeft de Heer zelf dit evangelie over de gehele aarde verbreid en kunnen al de zijnen – ieder naar eigen vermogen – drinken uit de bron die Christus is.