Overweging ter voorbereiding van 10-07-2023, maandag in de 14e week door het jaar

Overweging ter voorbereiding van 10-07-2023, maandag in de 14e week door het jaar

Uit de geschriften van Willem, abt van Saint-Thierry († 1148)

De ware bron van goddelijke goedheid

De onmetelijke schatten van uw heerlijkheid, o Heer, lagen bij U verborgen in de geheime bergplaats van uw hemel, totdat de lans van een soldaat de zijde opende van uw Zoon, onze Heer en Verlosser, op het kruis: want uit zijn wonde vloeiden toen de geheimen van onze verlossing. Nu mogen wij niet alleen met Tomas onze vinger of onze hand leggen in zijn zijde. Neen, met heel ons wezen mogen wij binnentreden langs de open deur tot in uw hart, Heer Jezus, tot bij die ware bron van goddelijke goedheid, tot in uw heilige ziel, vervuld van Gods totale volkomenheid, vol genade en waarheid, vol heil en vertroosting.

Open U ook voor mij, Gij die de deur zijt. Want door U kan ik – althans in tijdelijk verlangen, in volle werkelijkheid ben ik het immers niet waardig -’opgaan naar het heerlijke verblijf, naar het huis van God’. Op sommige ogenblikken hebt Gij de oren van uw dienaar geopend, zodat dan ‘de klanken van gejuich en lofzang, de klanken van het gastmaal’ (Ps. 42 (41), 5-Vulg.) tot hem doordrongen. Maar het was hem niet gegeven zich erbij aan te sluiten. Terecht zijt gij daarom bedroefd, mijn ziel, terecht opstandig. Maar ‘vertrouw op God, eens zal ik Hem weer loven, mijn Redder en mijn God’ (Ps. 42 (41),6-7).

Open de deur, Heer, voor een vreemdeling die onwaardig is als burger ingeschreven te worden in uw stad. Door uw goedheid zij het mij vergund, af en toe en voor korte tijd, als pelgrim daar te vertoeven, om met eigen ogen uw heerlijkheid te aanschouwen, en slechts weg te gaan als ik word uitgesloten. Als mij het voorrecht te beurt valt daar vaker te worden toegelaten, er enige tijd te verblijven en er later terug te keren, zullen uw hemelburgers mij leren kennen. Niet met aards gejubel zullen ze mij verwelkomen, maar met het gejubel van de echte hemelburgers, van wie de vreugde met geen woorden te beschrijven valt en ‘waarin allen hun aandeel hebben’ (Ps. 122 (121), 3- Vulg.). Dan zullen ze mij niet als een vreemdeling beschouwen, als Gij mij eenmaal een plaats zult toewijzen in uw huis, om er onder hen in vrede te vertoeven.