Overweging ter voorbereiding van 22-06-2023, donderdag in de 11e week door het jaar

Overweging ter voorbereiding van 22-06-2023, donderdag in de 11e week door het jaar

Uit de verhandeling van de heilige martelaar Cyprianus, bisschop van Carthago (†258), over het gebed des Heren

Na het versterkende voedsel smeekt men om vergeving van zonde

Het gebed gaat voort met: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ Het woord brood kan zowel letterlijk als geestelijk worden verstaan. De hemel gebruikt het in beide betekenissen tot ons heil. Het geestelijk brood, het brood des levens, is Christus en komt niet allen toe, maar alleen ons. Zoals wij ‘Onze Vader’ zeggen, omdat God de Vader is van wie in Hem geloven, zeggen we ook ‘ons brood’, omdat Christus brood is voor hen die deel hebben aan zijn lichaam.

Wij smeken dat dit brood ons dagelijks wordt gegeven en dat wij, die in Christus zijn en iedere dag de eucharistie ontvangen als voedsel voor ons heil, niet wegens een zware zonde worden uitgesloten van de communie. Christus zelf zegt: ‘Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees ten bate van het leven der wereld’ (Joh. 6, 51).

De Heer zegt dat wie van dit brood eten, in eeuwigheid zullen leven; dat zijn zij die deel hebben aan zijn lichaam en de eucharistische spijs ontvangen. Wij moeten daarom vrezen dat wie uitgesloten zijn van de communie en geen deel hebben aan het lichaam van Christus, verre blijven van het heil. Daarom bidden wij dat wij ons brood, dat is Christus, dagelijks mogen ontvangen, zodat wij in Hem blijven en niet vervreemd raken van het lichaam van Hem die ons heiligt (vgl. 1 Kor. 1, 30).

Vervolgens bidden wij voor onze zonden: ‘Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren.’ Eerst vragen we dus dat God ons sterkt met zijn voedsel en daarna dat Hij onze zonden vergeeft.

Hoe nodig en hoe heilzaam is het dat God voor ons zorg draagt en ons eraan herinnert dat wij zondaars zijn, en ons oproept vergeving te vragen voor onze zonden! Wanneer wij om vergiffenis vragen, worden wij ons bewust van de staat van ons geweten, zodat niemand zich meer voor onschuldig houdt en in zijn hoogmoed sterft. Doordat ons wordt voorgehouden dagelijks voor onze zonden te bidden, denken wij eraan dat wij dagelijks zondigen.

Dit is de reden waarom Johannes ons in een van zijn brieven waarschuwt: ‘Als wij beweren zonder zonde te zijn, bedriegen wij onszelf en woont de waarheid niet in ons. Als wij onze zonden belijden, is Hij zo getrouw en genadig dat Hij onze zonden vergeeft’ (1 Joh. 1, 8.9). Johannes zegt dus zowel dat wij vergeving moeten vragen voor onze zonden als dat wij die vergeving zullen ontvangen, wanneer wij erom vragen. De Apostel noemt God getrouw, omdat Hij vergeving belooft en zijn belofte getrouw nakomt; Christus leert ons te bidden voor onze schulden en zonden en belooft ons dat onze barmhartige Vader ons zal vergeven.