Overweging ter voorbereiding van de viering 11-05-2023, donderdag in de vijfde week van Pasen
Uit een preek van Petrus de Eerbiedwaardige, abt van Cluny († 1156)
De Heer doet een eindeloze morgen gloren
‘Zijn gelaat begon te stralen als de zon’ (Mt. 17, 2), zo zegt de evangelist. Wat is er verwonderlijk aan dat het aangezicht van Jezus begon te stralen als de zon, daar Hijzelf de zon is? Ook als mens was Hij de zon, maar verscholen achter een wolk. Toen trok die wolk zich even terug, en voor een ogenblik schitterde Hij.
Wat betekent die wolk die zich terugtrekt? Het is de wolk waarvan de profeet Jesaja spreekt: ‘Zie, de Heer bestijgt een lichte wolk’ (Jes. 19, 1 – Vulg.). Het is de wolk van het menszijn die zijn godheid bedekt; ze is licht, omdat ze geen last van ongerechtigheid meedraagt. Het is de wolk die de goddelijke heerlijkheid verhult; ze is licht, omdat ze zelf wordt opgetild in de eeuwige heerlijkheid. Ze is licht, omdat ze het vlees is van het Lam dat de zonden van de wereld wegneemt. Als die zijn weggenomen, wordt de wereld opgevoerd naar het hemelse hoogland, bevrijd van het gewicht van haar zonden. De zon die schuilgaat achter de wolk van het vlees, is niet ‘de zon die opgaat over goeden en kwaden’, waarover Matteus spreekt (vgl. Mt. 5, 45), maar de zon van de gerechtigheid die alleen opgaat voor wie God vrezen.
Jezus is het licht dat elke mens verlicht, gehuld in de wolk van zijn mens-zijn. Maar vandaag liet Hij dit licht stralen! Vandaag heeft het zijn mens-zijn, verheerlijkt en vergoddelijkt, getoond aan zijn leerlingen, en door zijn leerlingen werd het aan de wereld geopenbaard.
En gij, heilige stad van het godsvolk, gij zult eeuwig genieten van het aanschouwen van deze Zon, wanneer gij, zoals in de Openbaring gezegd wordt, uit de hemel neerdaalt, door God bereid om u te tooien als een bruid voor haar man (vgl. Apok. 21, 2). Die Zon zal voor u nooit meer ondergaan, maar eeuwigdurend een eindeloze morgen doen gloren. Die Zon zal door geen wolk meer worden overschaduwd, maar onvermoeibaar stralend u met blijvend licht verblijden. Die Zon zal uw ogen niet meer verblinden, maar u de kracht schenken haar te aanschouwen en u met haar goddelijke luister bekoren. Die Zon wordt nooit verduisterd, omdat geen enkele pijn die u treft, haar glans verstoort. Want ‘de dood zal niet meer zijn, geen rouw, geen geween, geen smart’ (Apok. 21, 4), niets dat vermag de heerlijkheid te doen tanen, u door God geschonken. Want zoals tot Johannes wordt tot u vanuit de hemel gesproken: ‘Al het oude is voorbij’ (Apok. 21, 4).
Dat is het licht waarvan de profeet Jesaja spreekt: ‘Bij dag zal de zon uw licht niet meer zijn, de glans van de maan u ’s nachts niet verlichten; de Heer zelf zal uw licht zijn voor eeuwig, en uw God wordt uw luister’ (Jes. 60, 19). Dit is het eeuwige licht dat van het aangezicht van de Heer over u afstraalt. Gij herkent de stem van de Heer, gij herkent zijn aangezicht dat straalt als de zon. In dat aangezicht waardoor iedereen herkend wordt, moet gij zijn goddelijke kennis zien, en in dat stralen het goddelijk licht van de herkenning.
Hier gaat gij nog voort op uw geloof, daar zult gij het licht in zichzelf kennen. Hier wordt het door uw verstand gevat, daar zal het in zichzelf begrepen worden. Hier ziet gij in een spiegel, onduidelijk, daar zult gij zien van aangezicht tot aangezicht (vgl. 1 Kor. 13, 12). Dan zult gij Hem herkennen zoals Hij is. De eeuwige luister van die Zon zal u voor altijd omstralen, geluk zal u verlichten en heerlijk zal uw luister zijn. Het aanschijn van de Heer zal u met zoveel glans vervullen dat de oude wens van de profeet in vervulling gaat: ‘Moge zijn aanschijn over ons lichten’ (Ps. 67 (66), 2 – Vulg.).