Ter voorbereiding van de viering van dinsdag 12-10-2021

Ter voorbereiding van de viering van dinsdag 12-10-2021

Uit de onderrichtingen van de heilige Columbanus, abt van Luxeuil († 615)

Als iemand dorst heeft, hij kome tot Mij, hij drinke

Geliefde broeders en zusters, luistert naar mijn woorden als naar iets dat jullie niet mogen missen. Als je ziel dorst naar het water uit de goddelijke bron, waarover ik je nu wil spreken, laaft dan die dorst maar blust hem niet volledig. Drinkt, maar zonder je te verzadigen. De levende bron roept ons tot zich, de bron van leven spreekt tot ons: ‘Als iemand dorst heeft, hij kome tot Mij, hij drinke’ (Joh. 7, 37.38). Tracht echter te begrijpen wat je gaat drinken. Laat de profeet Jeremia, laat de bron zelf het je verklaren: ‘Mij hebben ze verlaten, de bron van levend water’ (Jer. 2, 13). De Heer zelf, onze God Jezus Christus, is dus de bron van leven, en daarom nodigt Hij ons uit om van Hem te drinken. Van Hem drinkt al wie Hem liefheeft, wie zich verzadigt met het woord van God, wie er sterk naar verlangt en hunkert, wie brandt van liefde voor de wijsheid.

Beseft nu waar die bron van leven ontspringt: zij komt vanwaar het brood is neergedaald. Want het brood en de bron zijn één, zij zijn de enige Zoon, onze God Jezus Christus, de Heer naar wie wij altijd moeten hunkeren. Al eten wij Hem in liefde, al verslinden wij Hem in verlangen, toch moeten wij hongerend naar Hem blijven hunkeren. Laten wij Hem, zoals het water van een bron, steeds met grote liefde en vol gretigheid drinken en genieten van zijn milde zachtheid. Want de Heer is zachtmoedig en mild. Ook al eten en drinken wij Hem, toch moeten wij blijvend hongeren en dorsten naar Hem, want Hij is ons onuitputtelijk voedsel, onze onuitputtelijke drank. Als wij Hem eten, wordt Hij niet opgegeten; als wij Hem drinken, wordt Hij niet uitgedronken. Want ons brood is eeuwig, en in blijvende zoetheid duurt onze bron. Daarom zegt de profeet Jesaja: ‘Komt allen die dorst hebt, hier is water’ (Jes. 55, 1). Dat water is namelijk voor wie dorst hebben, niet voor wie verzadigd zijn. De hongerigen en dorstigen die Hij elders zalig heeft geprezen, nodigt Hij uit. Zij zijn het die nooit genoeg kunnen drinken; ja, hoe meer zij drinken, des te groter wordt hun dorst.

Broeders en zusters, ‘de bron van wijsheid, dat is het woord van God in den hoge’ (Sir. 1, 5). Laten wij naar die bron verlangen, ze zoeken en zonder ophouden liefhebben. Want in haar ‘liggen alle schatten van wijsheid en kennis verborgen’ (Kol. 2, 3). Om uit die schatten te putten nodigt Hij allen uit die dorst hebben. Als jullie dorst hebben, drinkt dan van de bron van leven; als jullie honger hebben, eet dan het brood van het leven. Gelukkig zij die hongeren naar dit brood en dorsten naar deze bron. Zij eten en drinken zonder ophouden, en toch verlangen zij steeds meer te eten en te drinken. Wat is het goed te mogen eten en drinken zonder ophouden, en zijn honger en dorst niet te verliezen! Wat is het goed iets te mogen genieten zonder ophouden, en zijn verlangen ernaar niet te verliezen! Daarom zingt de koninklijke profeet David: ‘Proeft en merkt op hoe mild de Heer is’ (Ps. 34 (33), 9).