Ter voorbereiding van de viering van de zondag

Ter voorbereiding van de viering van de zondag

Uit een paasbrief van de heilige Athanasius, bisschop van Alexandrië († 373)

Het naderende feest vieren wij niet met woorden, maar met daden

Het dichtst bij ons staat dat Woord, dat voor ons alles geworden is: onze Heer Jezus Christus, die ons heeft beloofd zonder onderbreking bij ons te blijven. Daarom roept Hij uit: ‘Zie, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de wereld’ (Mt. 28, 20). Hij zelf is de herder, de hogepriester, de weg en de deur, en Hij is dit alles tegelijk geworden voor ons. Daarom is Hij ook als het grote feest voor ons verschenen, zoals Paulus zegt: ‘Ons paaslam is geslacht, Christus,’ naar wie werd uitgezien (1 Kor. 5, 7). Maar Hij liet zijn licht ook stralen voor de psalmist, die bad: ‘Mijn vreugde, ontruk mij aan die mij omsingelen’ (Ps. 32 (31), 7 – LXX). Dit is de ware vreugde, dit is het echte hoogfeest: de uitdrijving van onze kwalen. Ieder die daartoe komen wil, moet een onberispelijk leven leiden en geestelijk verzonken zijn in de rust die voortkomt uit het ontzag voor God.

Zo hebben ook de heiligen tijdens hun leven zich altijd verheugd als op een feest. Een van hen was David, die ’s nachts niet één enkele keer maar zevenmaal opstond om God met een gebed gunstig te stemmen. Een ander, de grote Mozes, uitte zijn vreugde in een lied en zong Gods lof om de overwinning op Farao en de Egyptenaren die de Hebreeën met zware arbeid hadden onderdrukt. Anderen tenslotte hebben in een blijvende opgewektheid hun heilige taak vervuld, zoals Samuël en Elia. Door hun levenswandel hebben zij de vrijheid verdiend en vieren zij nu feest in de hemel. Zij verheugen zich over de weg die zij eens in een schaduw hebben afgelegd, terwijl zij nu voorafbeelding en waarheid onderscheiden.

Maar welke weg zullen wij nu kiezen, terwijl wij het paasfeest vieren? Wie nemen wij als leider op onze weg naar dit feest? Natuurlijk, geliefden, zult gij zoals ik niemand anders noemen dan onze Heer Jezus Christus, die gezegd heeft: ‘Ik ben de weg’ (Joh. 14, 6). Hij is het die, zoals Johannes zegt, ‘de zonde van de wereld wegneemt’ (Joh. 1, 29). Hij zuivert onze ziel, zoals ergens de profeet Jeremia zegt: ‘Ga op de kruispunten staan, en kijk uit. Zie wat de goede weg is. Daar zult gij verbetering vinden voor uw ziel’ (Jer. 6, 16).

Vroeger werden het bloed van bokken en de as van een jonge koe over de onreinen gesprenkeld en om alleen het lichaam te reinigen, was dit voldoende. Nu wordt door de genade van Gods woord een ieder overvloedig gezuiverd. Volgen wij Hem met spoed, dan krijgen wij hier, als het ware op de drempel van het hemelse Jeruzalem, van dat eeuwige feest een voorsmaak. Zo waren ook de apostelen, die de Verlosser als hun leider gevolgd zijn, de leermeesters van deze genade en zij blijven dit. Want zij zeiden: ‘Zie, wij hebben alles prijsgegeven om U te volgen’ (Mt. 19, 27). Wij volgen dus de Heer en vieren zijn feest, niet met woorden alleen, maar met daden.