Ter voorbereiding van de viering van de vrijdag

Ter voorbereiding van de viering van de vrijdag

Uit de verhandeling van de zalige Aelred, abt van Rievaulx († 1167), over de geestelijke vriendschap

Een vriend is als een medicijn voor het leven

Onder mensen kan niets heiligers nagestreefd, niets nuttigers gezocht, niets moeilijkers gevonden, niets aangenamers beleefd, niets vruchtbaarders behoed worden dan de vriendschap. Ze draagt immers vrucht in ons leven voor nu en voor de toekomst (vgl. 1 Tim. 4, 8).

Haar fijngevoeligheid geeft smaak aan alle deugden, haar kracht ontzenuwt elke ondeugd, tegenspoed wordt minder zwaar en voorspoed leidt niet meer tot overmoed; en dit is zó waar dat wij, stervelingen, zonder een vriend, feitelijk van niets kunnen genieten. Wij zijn niet veel meer dan een dier, als niemand blij is wanneer wij blij zijn, als niemand weent wanneer wij wenen, als niemand ons opvangt wanneer wij het moeilijk hebben of niemand luistert naar een nieuwe, rijke of verhelderende gedachte die ons te binnen viel.

‘Ongelukkig de alleenstaande die valt: hij heeft niemand om hem overeind te helpen’ (Pred. 4, 10). Wie geen vriend heeft, is werkelijk een alleenstaande. Maar wat een geluk en geruststelling en vreugde, iemand te hebben ‘met wie je zonder angst kunt spreken als met jezelf’. Je hoeft niet bang te zijn je fouten te erkennen en evenmin te blozen, wanneer je openhartig vertelt over je geestelijke groei. Je hartsgeheimen kun je hem toevertrouwen en je plannen voor hem openleggen. Wat kan aangenamer zijn dan zo’n eenheid tussen twee mensen? Met hun tweeën zijn ze als één persoon: geen grootspraak te vrezen, geen verdachtmaking te duchten, elkaar beschimpen: het doet geen pijn; een pluimpje of gelukwens: het is nooit vleierij.

‘Een vriend is als een medicijn voor het leven’ (Sir. 6, 16 – Vulg.). Wat is dit juist gezien! Bij al wat ons overkomt zie ik immers geen krachtiger, geen degelijker, geen voortreffelijker geneesmiddel voor onze wonden dan een mens die elke pijn met ons meevoelt en elke vreugde met ons deelt. Schouder aan schouder dragen wij dan, zoals de apostel Paulus zegt, elkaars lasten (vgl. Gal. 6, 2), en wel zo dat bijvoorbeeld een belediging aan het adres van een vriend ons dieper treft dan eigen smaad.

Vriendschap ‘maakt voorspoed tot een feest en door delen en meeleven wordt tegenspoed lichter om te dragen’, zei een wijsgeer. Een vriend is dus een voortreffelijk medicijn voor het leven, want de heidenen zeiden reeds: ‘Water en vuur hebben we overal even hard nodig als een vriend.’ Bij al wat je doet of bij al wat je belangstelling heeft, in zekerheid of twijfel of wat er ook gebeurt, in elke situatie – privé of publiek -, voor elk probleem – thuis of elders -, altijd is vriendschap weldoend, altijd heb je een vriend nodig en altijd zal zijn invloed je verrijken.

En wat nog meer is: vriendschap is een krachtige hulp op de weg naar de volmaaktheid, dit is: naar het beminnen en kennen van God. Zodra een mens immers de vriend is van een ander mens, wordt hij ook Gods vriend, zoals onze Verlosser in zijn blijde boodschap zegt: ‘Ik noem u geen dienaars meer’ (Joh. 15, 15), maar mijn vrienden.