Ter voorbereiding van de viering van de donderdag

Ter voorbereiding van de viering van de donderdag

Uit de geschriften van de priester Johannes Cassianus († 435)

De sterken en de zwakken

‘Als iemand u op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de andere toe’ (Mt. 5, 39). Ongetwijfeld kan met die ‘andere wang’ alleen maar de wang bedoeld zijn van wat ik de ‘innerlijke mens’ zou noemen. De Heer wilde namelijk elke kiem van gramschap uit het diepe innerlijk van de ziel grondig uitroeien. Als jouw uiterlijke wang een klap van een aanvaller krijgt, moet ook de innerlijke mens in nederige instemming zijn wang aanbieden voor een slag: hij moet meevoelen met de pijn van de uiterlijke mens en als het ware ook zijn lichaam aanbieden en onderwerpen aan de belediging van de aanvaller. Want de inwendige mens mag zelfs niet stilzwijgend in opstand komen, wanneer de uiterlijke mens geslagen wordt.

We moeten namelijk goed beseffen dat in de regel hij die zijn eigen wil onderwerpt aan die van zijn broeder, zich sterker betoont dan degene die halsstarrig zijn eigen beginselen verdedigt en doorzet. Want hij die zijn naaste verdraagt en geduld voor hem opbrengt, geeft blijk van geestelijke gezondheid en sterkte, de andere geeft blijk van innerlijke zwakheid, zo niet van geestelijke ziekte. Zo iemand moet men verwennen en koesteren; ja, soms is het heilzaam je vaste leeftucht enigszins in te tomen om de andere meer rust en vrede te gunnen. Meen dan niet dat je afbreuk doet aan je eigen streven naar volmaaktheid door toe te geven en iets van je voorgenomen strengheid achterwege te laten. Weet integendeel dat je door dat blijk van lankmoedigheid en geduld veel meer verdienste verwerft. Zo luidt immers het voorschrift van de apostel Paulus: ‘Wij die bij de sterken behoren, hebben de plicht de gevoeligheid van de zwakken te ontzien’ (Rom. 15, 1), en nog: ‘Helpt elkaar zulke lasten te dragen; op die manier zult ge de wet van Christus vervullen’ (Gal. 6, 2). Nooit toch wordt een zwakke door een andere zwakke opgebeurd, nooit kan een zieke worden bijgestaan of genezen door wie aan een gelijkaardige ziekte lijdt.

Je zult trouwens opmerken dat het een wezenstrek is van de zwakken, dat ze gemakkelijk klaarstaan om te smalen op de anderen en twist te zaaien, maar dat zijzelf door geen schijn van onrecht beroerd willen worden. Ze delen brutale verwijten uit en draven door in onbeheerste vrijpostigheid, terwijl ze weigeren zelf ook maar een kleine, onbenullige berisping te verduren.