Overweging ter voorbereiding van 16-08-2022, dinsdag in de 20e week door het jaar
Uit een homilie van de heilige Gregorius, bisschop van Nyssa († 394), over het boek Prediker
Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven
‘Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven’ (Pred. 3, 2). Op mooie wijze heeft Prediker aan het begin dit noodzakelijk verband vertolkt, wanneer hij de dood met de geboorte in verbinding brengt. Want op de geboorte volgt onvermijdelijk de dood en elke geboorte wordt ontbonden in de dood.
‘Er is – zegt hij – een tijd om te baren en een tijd om te sterven.’ Moge ook voor mij het baren en het sterven op het juiste ogenblik zijn. Nu zal niemand beweren dat Prediker deze onvrijwillige barensweeën en dit sterven dat vanzelf komt, beschouwt als een goedgerichte deugdelijke daad. De geboorte hangt niet van de wil van de vrouw af en de dood niet van de vrije beslissing van mensen die sterven. Wat niet in onze macht ligt, kan niemand als deugd of ondeugd bestempelen. We moeten dus nadenken over de vraag wat een geboorte en wat een dood zijn die ‘op de juiste tijd’ plaatshebben.
Ik meen dat er sprake is van een tijdige geboorte en dus niet van een ontijdige bevalling, wanneer je – zoals Jesaja zegt – na door de vrees voor God zwanger geworden te zijn, door de barensweeën van de geest je eigen heil ter wereld brengt (vgl. Jes. 59, 4). Want in zekere zin zijn wij onze eigen ouders, als we vanuit onze goede gezindheid onszelf vormen, baren en op de wereld zetten.
Dit doen we door God in ons te ontvangen, terwijl we kinderen van God worden, nakomelingen van zijn kracht en kinderen van de Allerhoogste (vgl. Lc. 6, 35). Daarentegen baren wij onszelf voortijdig en maken wij ons onvolkomen en hulpeloos, wanneer in ons niet de gestalte van Christus wordt aangenomen, zoals Paulus zegt (vgl. Gal. 4, 19). Want de mens van God moet volmaakt zijn, zegt hij.
Maar als het duidelijk is hoe wij op het juiste ogenblik geboren worden, dan is het evenzeer voor iedereen inzichtelijk hoe wij op het juiste ogenblik sterven, zoals voor de heilige Paulus ieder moment gunstig was voor een goede dood. Want hij verkondigt dit in zijn brieven op bezwerende toon, wanneer hij zegt: ‘Dagelijks sterf ik, zowaar als ik roem draag op u’ (1 Kor. 15, 31). En verder schrijft hij: ‘Om uwentwil bedreigt ons de dood de hele dag’ (Rom. 8, 36). ‘Wij beschouwden ons reeds als ten dode opgeschreven’ (2 Kor. 1, 9).
Het is ons geenszins onbekend hoe Paulus elke dag sterft, hij die nooit voor de zonde leeft, die zonder ophouden zijn vleselijk lichaam doet afsterven, die het sterven van Christus’ lichaam in zich draagt (vgl. 2 Kor. 4, 10), die zonder ophouden met Christus wordt gekruisigd (vgl. Gal. 2, 19), die nooit voor zichzelf leeft (vgl. Rom. 14, 7), maar de levende Christus in zich heeft (vgl. Gal. 2, 20); volgens mij is dit een dood op het juiste ogenblik, een dood die in het ware leven binnenleidt.
Om ons te laten begrijpen dat sterven aan de zonde en leven door de geest werkelijk een goddelijke genade zijn, zegt God: ‘Ik ben het die dood maakt en levend’ (Deut. 32, 39). Want door te doen afsterven belooft de goddelijke stem levend te maken.