Ter voorbereiding van de heilige Mis van dinsdag 21-01-2020
Uit de verhandeling van de heilige Ambrosius, bisschop van Milaan († 397), over de maagden
Te jong voor het ondergaan van straf en toch al rijp voor de overwinning
Het is de geboortedag van een maagd, laten wij haar zuiverheid navolgen; het is de geboortedag van een martelares, laten wij offers brengen. Het is de geboortedag van de heilige Agnes. Volgens de traditie is zij op twaalfjarige leeftijd de marteldood gestorven. Des te verfoeilijker is de wreedheid die zelfs zo’n jeugdige leeftijd niet ontzag; hoe groot is daarentegen de kracht van een geloof dat zelfs op die leeftijd een getuige vond.
Was er aan dat jeugdige lichaam nog wel plaats voor een wonde? Zij die nog geen plaats had om door het zwaard getroffen te worden, vond wel de mogelijkheid om het zwaard te overwinnen. Meisjes van die leeftijd kunnen zelfs de strenge blik van hun ouders niet verdragen en huilen al om prikjes van een naald die zij even aanraken, alsof het wonden zijn.
Agnes bleef onverschrokken onder de bloedige handen van de beulen, zij bleef onwrikbaar ondanks het zware gesleur met de knarsende ketenen. Nu biedt zij haar hele lichaam aan het zwaard van de razende soldaat; zij weet nog niet wat sterven betekent, maar zij is er wel toe bereid. Zelfs al zou zij tegen haar wil naar de brandstapel worden gesleept, dan zou zij nog te midden van de vlammen haar handen naar Christus uitstrekken en in die heiligschennende vuurgloed het zegeteken van de overwinnende Heer uitbeelden. Nu stak zij haar hele hals en beide handen in de ijzeren boeien, maar geen boeien konden zulke tere ledematen binden.
Een nieuw soort martelaarschap? Zij was nog te jong voor het ondergaan van straf en toch al rijp voor de overwinning, nauwelijks in staat om te vechten, maar wel bij machte om de zegekrans te ontvangen. Zij doorliep de leerschool van de heldenmoed, hoewel het vooroordeel van haar jeugdige leeftijd op haar rustte. Een bruid haast zich niet zo vlug naar het bruidsvertrek, als deze maagd, verheugd om de afloop, in aller ijl naar de plaats van de terechtstelling snelde, het hoofd niet gesierd met kunstige haarvlechten, maar met Christus, niet met bloemen omkranst, maar met deugden.
Allen weenden, zij zelf weende niet. Zeer velen verwonderden zich dat zij met zo’n gemak kwistig met haar leven omsprong, een leven waaruit zij nog niet geput had, maar waarvan zij nu al afstand deed. Allen waren verbijsterd dat zij reeds getuige van God was, terwijl zij door haar leeftijd nog niet over zichzelf kon beschikken. Kortom, zij heeft bereikt dat van de kant van God vertrouwen in haar werd gesteld, terwijl dit van de kant van mensen nog niet gebeurde; wat de natuur te boven gaat, komt immers van de Schepper van de natuur.
Met wat voor verschrikkingen dreigde de beul niet om haar vrees aan te jagen; hoeveel vleiende woorden bezigde hij niet om haar over te halen; hoevelen wensten niet dat Agnes met hen zou trouwen! Maar zij verklaarde: ‘Het is ook een belediging voor de Bruidegom, als men wacht totdat Hij bij ons in de smaak valt. Hij die mij het eerst heeft uitverkoren, zal mij ook krijgen. Wat aarzel je nog, beul? Laat mijn lichaam maar omkomen, dat met ogen kan worden bemind waarmee ik niet bemind wil worden.’ Zij ging rechtop staan, bad en boog haar hals.
Zie hoe de beul siddert, alsof hijzelf ten dode was opgeschreven: de hand van de beul beeft, zijn gezicht verbleekt als van iemand die bang is voor het gevaar, dat voor een ander dreigt, terwijl het meisje geen angst heeft voor het gevaar dat zij zelf loopt. Zo ziet u dus in één slachtoffer een tweevoudig martelaarschap: dat van de zuiverheid en dat van de godsdienstige overtuiging. Agnes bleef maagd en verwierf de marteldood.