Ter voorbereiding van 10-03-2022, donderdag in de 1e week van de veertigdagentijd
Uit de uiteenzettingen van bisschop Afkaät († na 345)
De besnijdenis van het hart
De wet en het verbond werden volledig veranderd, want eerst heeft God het verbond met Adam veranderd, en legde Hij aan Noach een ander op; vervolgens gaf Hij een ander aan Abraham, dat Hij ook veranderde door aan Mozes een nieuw te geven.
Toen het verbond met Mozes niet onderhouden werd, gaf Hij een ander aan het laatste geslacht, een verbond dat niet veranderd kon worden. De wet voor Adam stelde vast dat hij niet van de boom van het leven zou eten; voor Noach zette God de boog in de wolken. Aan Abraham die eerst uitverkoren was vanwege zijn geloof, gaf Hij vervolgens de besnijdenis, teken en zegel voor zijn nakomelingen. Mozes had het paaslam, de verzoening voor het volk (vgl. Ex. 12, 14). Deze verbonden leken niet op elkaar. Het gaat over de besnijdenis die de Gever van deze verbonden goedkeurde, en waarover Jeremia zegt: ‘Besnijdt de voorhuid van uw hart’ (Jer. 4, 4). Als nu het verbond dat God aan Abraham had gegeven, blijvend was, dan zijn ook de woorden van Jeremia bestendig en betrouwbaar: Hij kan geen wet meer opleggen, noch één door middel van hen die buiten de wet staan noch één die uitgaat van hen die aan de wet zijn onderworpen.
God beloofde dat Hij een nieuw verbond zou geven, dat, zo zei Hij, van het eerste zou verschillen, hoewel de Gever van beide dezelfde is. En dit is het verbond dat Hij beloofd heeft te zullen geven: ‘Iedereen, groot en klein, kent Mij al’ (Jer. 31, 34). En in dit verbond is er geen besnijdenis meer van het vlees en geen onderscheidingsteken meer van het volk
.
Wij weten zeker dat God onder verschillende geslachten wetten heeft vastgesteld, die zolang van kracht bleven als Hij dat wenste. Na veranderd te zijn behoorden die voortaan tot het verleden, zoals de Apostel zegt dat God eertijds vele malen en op velerlei wijzen het rijk Gods heeft gevestigd.
Welnu, onze God is waarachtig en zijn voorschriften zijn zeer getrouw. Ieder verbond is in zijn eigen tijd bestendig en waarachtig gebleken. Degenen die besneden zijn van hart, leven echter in deze tijd en zij worden opnieuw besneden boven de ware Jordaan, dat is: het doopsel tot vergeving van de zonden.
Jozua, de zoon van Nun, besneed het volk voor de tweede keer met een stenen mes (vgl. Joz. 5, 2-3), toen hij en zijn volk de Jordaan overtrokken. Jezus, onze Verlosser, besnijdt ten tweeden male door de besnijdenis van het hart alle volkeren die in Hem hebben geloofd, die door het doopsel zijn gewassen en besneden met het zwaard, dat wil zeggen: zijn woord dat doordringender is dan elk tweesnijdend zwaard (vgl. Heb. 4, 12).
Jozua, de zoon van Nun, bracht het volk naar het beloofde land; Jezus, onze Heiland, beloofde het land van het leven aan allen die de ware Jordaan zouden oversteken, zouden geloven en de voorhuid van hun hart zouden laten besnijden.
Zalig dus degenen die de voorhuid van hun hart hebben laten besnijden en opnieuw zijn geboren uit het water van de tweede besnijdenis. Zij zullen het erfdeel met Abraham ontvangen, de getrouwe leider en vader van alle volkeren, want hem werd zijn geloof als gerechtigheid aangerekend (vgl. Gen. 15, 6; Rom. 4, 3).