Ter voorbereiding van de heilige Mis op dinsdag 21-04-2020
Uit de geschriften van de heilige Anselmus, bisschop van Canterbury († 1109)
Dat ik U mag kennen, U mag beminnen om in U mijn vreugde te vinden
Mijn ziel, heb je gevonden wat je zocht? Jij hebt God gezocht en je hebt gevonden dat Hij iets is dat het hoogste van alles is, het beste dat kan worden gedacht; en dat dit het leven zelf is, het licht, de wijsheid, de goedheid, het eeuwige geluk en de gelukzalige eeuwigheid; en dat dit overal bestaat en altijd.
Heer, mijn God, Gij hebt mij gevormd en hervormd. Zeg aan mijn verlangende ziel wat Gij, God, nog meer zijt dan wat zij heeft gezien, zodat zij zuiver kan zien wat zij verlangt. Zij spant zich in om meer te zien en boven dat wat zij gezien heeft, ziet zij niets dan duisternis. Of liever: zij ziet geen duisternis, want die is er niet in U, maar zij ziet in dat zij niet verder kan zien vanwege haar eigen gebrek aan licht.
Werkelijk, Heer, dit is ‘het ongenaakbaar licht’ (1 Tim. 6, 16) waarin Gij woont. Want er is werkelijk niets anders dat in dit licht kan binnendringen om U daar te aanschouwen. En de reden waarom ik dit licht niet zie, is dat het voor mij te fel is. En toch, al wat ik zie, zie ik door dat licht, zoals ons zwakke oog alles ziet dank zij het licht van de zon dat zelf voor ons oog te fel is.
Mijn verstand is onvoldoende voor dat licht. Het straalt te sterk. Mijn verstand kan het niet vatten en het oog van mijn ziel houdt het niet uit om zich daarop langere tijd te richten. Het wordt verblind door de glans, overweldigd door de weidsheid, overstelpt door de onmetelijkheid en verward door de omvang.
Hoogste licht, onbereikbaar, volledige gelukzalige waarheid, hoe ver zijt Gij van mij af, al ben ik zo dicht bij U.
Hoe ver zijt Gij weg van mijn ogen, al ben ik zo dicht bij voor U. Overal zijt Gij volledig aanwezig en toch zie ik U niet. ‘In U beweeg ik mij, in U besta ik, en toch kan ik niet bij U komen. Gij zijt in mij en om mij heen, en toch word ik U niet gewaar.’
Ik bid, o God, dat ik U mag kennen, dat ik U mag beminnen om mij in U te mogen verheugen. En als ik daartoe in dit leven niet volledig in staat ben, laat mij dan hierin toch van dag tot dag vooruitgaan, totdat die vreugde volkomen wordt. Moge de kennis van U hier in mij toenemen en ginds volledig worden, moge mijn liefde voor U groeien en ginds volkomen zijn, zodat mijn vreugde hier groot is door de verwachting en ginds in werkelijkheid volmaakt.
Heer, door uw Zoon beveelt Gij ons, of liever raadt Gij ons aan U te vragen, en Gij belooft dat wij het zullen verkrijgen zodat ‘onze vreugde volkomen wordt’ (Joh. 16, 11). Ik vraag, Heer, wat Gij ons aanraadt door onze wonderbare raadgever. Mag ik ontvangen wat Gij door uw waarheid belooft, zodat ‘mijn vreugde volkomen wordt’. Waarachtige God, ik vraag U dat ik mag ontvangen, zodat ‘mijn vreugde volkomen wordt’.
Intussen moet mijn geest daarover nadenken, mijn tong daarover spreken, mijn hart dat beminnen en mijn mond het verkondigen. Mijn ziel moet daarnaar hongeren, mijn lichaam dorsten, mijn hele wezen verlangen, totdat ik zal binnengaan in de vreugde van mijn Heer, de drieëne God, geprezen in eeuwigheid. Amen.
Dit is Anselmus, de vermaarde leraar, hij was een beminnelijk leidsman van vele monniken en uit hun midden werd hij geroepen tot het bisschopsambt; hij was een geducht strijder voor de vrijheid van de kerk, alleluia.
Onvermoeibaar verkondigde hij dat de bruid van Christus geen slavin is, maar een vrije vrouw.
Hij was een geducht strijder voor de vrijheid van de kerk, alleluia.