Ter voorbereiding van donderdag 27-01-2022 in de 3e week door het jaar

Ter voorbereiding van donderdag 27-01-2022 in de 3e week door het jaar

Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430), over de beproeving van Abraham

God beproeft om te onderrichten

Mijn geliefden, ge moet weten dat de beproeving van God niet dient opdat Hij zelf iets te weten zou komen wat Hij tevoren niet wist. Maar Hij wil, door ons op de proef te stellen of door ons te ondervragen, aan het licht brengen wat in de mens verborgen is. Want de mens is aan zichzelf niet zo bekend als aan zijn Schepper, noch kent de zieke zo zichzelf als zijn geneesheer hem kent. De mens is ziek, hij lijdt; de dokter lijdt niet, en van hem die niet lijdt, verwacht een zieke te horen waaraan hij lijdt. Daarom roept de mens in de psalm uit: ‘Vergeef mij, Heer, ook wat ik niet weet’ (Ps. 19 (18), 13). Want er zijn in de mens verborgen dingen, verborgen ook voor de mens zelf in wie ze zijn. En ze komen niet te voorschijn, ze komen niet aan het licht, ze worden niet ontdekt tenzij in de beproevingen.

Wanneer God ophoudt te beproeven, houdt de Meester op te onderrichten. God beproeft om te onderrichten.

bisschop en kerkleraar Augustinus van Hippo

Waarom zeggen we dit? Omdat de mens zichzelf niet kent, als hij zich niet leert kennen in de beproeving. Wanneer hij echter zichzelf heeft leren kennen, mag hij zichzelf niet veronachtzamen. Want als hij onachtzaam was toen hij zich niet kende, mag hij dat niet meer zijn nu hij zichzelf kent.

Wat willen wij met dit alles zeggen, broeders en zusters? Ook al kende Abraham zichzelf, wij kenden Abraham niet. Ofwel aan zichzelf of zeker aan ons moest hij bekend worden: aan zichzelf opdat hij zou weten waarvoor hij dankbaar moest zijn; aan ons opdat wij zouden weten wat wij van de Heer moeten vragen of wat wij in de mens Abraham moeten navolgen.

Wat leert ons Abraham? Om het in het kort te zeggen: dat wij niet boven God stellen wat God geeft. Wanneer Hij u zijn gaven wil ontnemen, moet Hij u niet minder waard zijn, want wij moeten God om niet liefhebben. Want welke beloning van God is ons liever dan God Zelf’?