Preekje op 31-05-2021, Bezoek van Maria aan Elisabeth

Preekje op 31-05-2021, Bezoek van Maria aan Elisabeth

openingswoord

Toen Maria, bij de aankondiging van Christus´ menswording, van de engel vernam dat haar nicht een zoon had ontvangen en in haar zesde maand was, ging zij met spoed op weg naar Elisabeth en bleef ongeveer drie maanden bij haar.

Dit alles herdenken wij niet alleen, als voorspel op de geboorte van Jezus, in de week vóór Kerstmis. Maar wij vieren het ook op feestelijke wijze binnen de tijd van drie maanden tussen de hoogfeesten van Maria Boodschap op 25 maart en de geboorte van Johannes de Doper op 24 juni.

Op deze laatste dag van de meimaand gedenken wij niet uitsluitend Maria’s liefdevolle bezorgdheid, maar vooral haar vreugde om het wondervolle dat God in haar heeft verricht en dat door Elisabeth wordt erkend met de woorden: Gezegend is de vrucht van uw schoot.

Laten wij ons bij Elisabeth aansluiten en Maria, onze hemelse Moeder, eren met heel ons hart.

In de lezing van het evangelie zegt Elisabeth tot de heilige maagd Maria: “Zalig zij die geloofd heeft”. Is het niet opmerkelijk, dat God ervoor gekozen heeft om het werk van zijn verlossing bekend te maken door twee baby’s en hun moeders!? Jezus was nog in de schoot van zijn moeder, en toch werden door zijn tegenwoordigheid Elisabeth en haar ongeboren zoon vervuld van de heilige Geest op het moment dat Maria arriveerde.

Dit korte, maar krachtige moment, laat ons een glimpje zien van de machtige liefde van God, die eenvoudigweg niet kan wachten met het uitstorten van zijn leven. Wat een voorafschaduwing is dit van de glorie van de verrezen Christus, die zijn Geest wil uitstorten over alle mensen!

Het zuivere en nederige antwoord van Elisabeth op het werk van God in hun levens moet voor Maria een grote troost geweest zijn. In Elisabeth vond Maria eindelijk iemand met wie zij haar vreugde en haar ontzag voor wat er in haar gebeurde kon delen. Wie anders kon op dit moment het lied begrijpen dat in haar hart opwelde? Elisabeth was niet jaloers op de uitverkoren positie van de veel jongere Maria, maar verheugde zich met haar en omhelsde haar met heel haar liefde. Van haar kant wachtte Maria niet op Elisabeth, maar haastte zich om Elisabeth ter zijde te staan.

Hoewel de ontmoeting tussen Maria en Elisabeth geheel uniek is, is er ook iets wat wij allemaal kunnen ervaren. Als gedoopte gelovigen is ieder van ons in staat om Jezus bij de mensen te brengen. Als onze ogen geopend zijn voor deze schitterende waarheid zijn ook wij blij en zijn wij nederig in de tegenwoordigheid van een broeder of zuster in Jezus Christus.

Ook niet gelovige mensen zouden ons kunnen aanzetten tot grote eerbied, want ook zij zijn geschapen naar Gods beeld en gelijkenis en dragen de mogelijkheid in zich om vervuld te worden van de heilige Geest van God. Als God op deze manier mensen zozeer heeft geëerd, hoe zouden wij dan kunnen vergeten om hen met een zelfde eer te behandelen?

God gebruikte Jezus, zelfs toen Hij nog maar een heel klein kindje in de moederschoot was, om zijn goddelijke leven over mensen uit te storten. Iedereen, ouder of jonger, sterk of zwak, is geschapen om woning van God te zijn. Laten wij dus verlangen naar de aanwezigheid van God in ons eigen leven, en tegelijkertijd alle mensen om ons heen met grote eerbied behandelen.