Preekje op 16-10-2020, vrijdag in de 28e week door het jaar 2

Preekje op 16-10-2020, vrijdag in de 28e week door het jaar 2

In het evangelie behandelt Jezus verschillende onderwerpen, die echter wel met elkaar samenhangen: de huichelarij van de Farizeeën en het oordeel dat zulke daden wacht, alles wat gefluisterd is zal van de daken worden verkondigd; Hij spreekt over de hel en over het feit, dat als God zelfs de mussen niet vergeet Hij ons al helemaal niet zal vergeten. Hij houdt zielsveel van ons.

Laten wij vooral dat laatste nooit vergeten: of we nu het goede doen of soms het kwade, God houdt van ons.

In de eerste lezing spreekt Paulus over de lof, die wij verbreiden van Gods heerlijkheid.

Als wij een definitie zouden moeten geven van Gods heerlijkheid, hoe zouden wij die dan formuleren? De heerlijkheid van God is moeilijk onder woorden te brengen, maar wij weten wel wat het is als wij haar in het leven van alledag tegenkomen. Elke keer dat God zich openbaart – bijvoorbeeld in de schoonheid van zijn schepping of in een wonderbare genezing, in de eenvoud van de heilige Eucharistie, in een goede en wijze raad, die wij van iemand krijgen, zodat wij weer vooruit kunnen – zien wij Gods heerlijkheid.

In feite kan God niet gescheiden worden van zijn heerlijkheid, zoals Hij ook niet gescheiden kan worden van zijn liefde, van zijn rechtvaardigheid of barmhartigheid. Dit soort eigenschappen geven aan wie God ten diepste is.

Paulus vertelt ons, dat God ons Jezus heeft gezonden om ons te verlossen, zodat wij tijdens ons leven God om zijn heerlijkheid kunnen loven en prijzen. Dit is een troostvolle verklaring, maar het houdt ook een uitdaging in: hoe kunnen wij, hier en nu, leven op een manier die de heerlijkheid van God openbaar maakt en haar ook prijst?

Dat kan door eenvoudigweg Gods glorie door ons heen te laten schijnen. We moeten er aan denken: wij zijn tempels van de heilige Geest en dat betekent, dat God zelf in ons woont. En waar God is, daar is ook zijn heerlijkheid. Dit betekent, dat wij de heerlijkheid van God openbaren in iedere relatie die bijvoorbeeld Gods eigen opofferende liefde weerspiegelt. Het betekent, dat wij zijn heerlijkheid openbaren iedere keer, dat wij bidden met een verwachtingsvol geloof of dat wij vol vertrouwen om vergeving vragen of zelf een ander, die tegen ons gezondigd heeft, vergeven.

Uiteraard eren wij ook Gods heerlijkheid als wij Hem aanbidden. Maar wij eren Hem ook als wij in een moeilijke situatie ons vertrouwen op Hem stellen, als wij met anderen ons geloof delen, als wij de heilige sacramenten vieren, en als wij onze tijd gebruiken om iemand in nood te helpen. Op al deze verschillende manieren kunnen wij Gods heerlijkheid door ons heen laten schijnen.

Wat God voor ons heeft gedaan om ons te verlossen is een vrije gave. Wij zouden niets kunnen doen op grond waarvan wij recht zouden hebben op de verlossing. Maar wij kunnen op dit grote geschenk antwoorden door ons leven te maken tot een lofzang voor de Heer. Wij kunnen zijn heerlijkheid openbaar maken door God steeds te laten leven in het centrum van ons hart, door te kijken hoe wij Hem kunnen plezieren in alles wat wij zeggen en doen.