Preekje op 16-03-2021, dinsdag in week 4 van de vasten

Preekje op 16-03-2021, dinsdag in week 4 van de vasten

Openingswoord

Vandaag horen wij het verhaal over de profeet Ezechiël, die van God een ervaring krijgt over het levende water dat uit de tempel stroomt. Het begint met een klein beetje en uiteindelijk is het een enorme stroom geworden.

Aan de beide zijden van de rivier staan veel bomen waarvan de bladeren niet verwelken en elke maand dragen zij nieuwe vruchten. De rivier is vol met vis en ander leven.

In die tempel mogen wij nu aanwezig zijn. Het Woord van de Heer en zijn Lichaam en Bloed, vormen de levensstroom waaruit wij overvloedig kunnen putten, voor onszelf, maar ook voor alle andere mensen, die wij in de liefde van de Heer willen aanbevelen.

Laten wij heel de Kerk en heel de wereld bij God brengen. Veel mensen in de wereld hebben geen goddelijke kracht meer in zichzelf, zoals de lamme in het evangelie niet de lichamelijke kracht had om op te staan. Jezus moest hem helpen. Helpen wij die hulpeloze medemensen door hen met hart en ziel bij onze drie-ene God te brengen.

De genezing van die lamme vindt plaats op een sabbat, de dag waarop Israël van oudsher gedenkt waar alles in dit leven om begonnen is, namelijk dat het God is, die op de derde dag van de schepping ruimte en plaats maakt in de chaos, opdat de mens zou kunnen bewegen en wonen op het droge, de aarde.

Het staat allemaal beschreven aan het begin van de Thora, de vijf boeken van Mozes, daar lezen we hoe God met mensen omgaat. Wij mogen dan ook zeggen, dat de badinrichting in het evangelie – die bovendien de naam ‘Huis van Ontferming’ draagt – verwijst naar de engel, die de Joden geholpen heeft met hun bevrijding uit Egypte.

Op de sabbat gedenken wij Gods ontferming. Wij overwegen hoe Hij van mensen houdt, voor ons wil zorgen, en vanuit een nederige houding willen wij God houden aan zijn belofte om voor ons als een goede herder te zorgen, zoals Hij bijvoorbeeld deed gedurende de 38 jaren (Deut. 2, 14), die de Joden moesten rondzwerven in de woestijn voordat zij het beloofde land mochten binnentrekken.

Het was ook 38 jaar, dat de zieke in het evangelie verlamd was. Eigenlijk verwijst hij naar het volk van Israël, dat niet meer de kracht in zich heeft om op te staan, dat zijn eigen Messias niet herkent en dus zonder ontferming is. Zoals de lamme niet uit zichzelf in het water kan komen, zo is ook Israël uit zichzelf reddeloos verloren. Maar dan verschijnt de goede Herder. En ontfermt zich over het zieke schaap en maakt hem weer heel.

De lamme in de badinrichting is ook een beeld voor mensen van deze tijd, die soms geslagen zijn door het leven en niet meer in staat zijn om bij de heelmakende bron te komen. Velen weten niet eens meer dat deze heelmakende bron er is.

Wij kunnen voor onszelf en voor die vele anderen een beroep doen op de goede herder, die, in het voetspoor van Mozes, omziet naar zijn broeders en zusters. Luisteren wij naar zijn genezende woorden: “Sta op, neem je bed op en loop”.

Laten wij de woorden van dat korte zinnetje vandaag nog vele keren door ons hoofd gaan, voor onszelf en voor anderen. En als wij iemand tegenkomen, een bekende of een onbekende, met verdriet of pijn, laten wij dan zachtjes in onszelf die woorden van Jezus herhalen: “Sta op, neem je bed op en loop”. Dan mogen wij erop vertrouwen dat de kracht van Jezus van ons uit zal overstromen in die ander. Proberen wij zo op onze beurt te treden in de voetsporen van Jezus.