Preekje op 15-02-2021, maandag in week 6 door het jaar 1
Openingswoord
In de eerste lezing van vandaag, nog steeds uit het boek Genesis, zien wij meerdere keren, dat God medelijden heeft met Kaïn. Hij gaat met Kaïn in gesprek en de eerste keer vraagt God waarom hij zo woedend is en zijn gezicht zo grimmig staat. De tweede keer waarschuwt God Kaïn, dat de zonde als een belager op de loer ligt. En de derde keer – als Kaïn uiteindelijk toch zijn broer Abel heeft vermoord – geeft God aan Kaïn een bijzonder merkteken om hem zo toch een zekere bescherming te bieden.
Te midden van alle zonden – boosheid en ongehoorzaamheid en moord – is God Kaïn toch bijzonder toegewijd. Dat geeft natuurlijk ook aan hoe God met ons omgaat. Hij geeft om ons en wil ons tegen de zonde beschermen, maar ook al zondigen wij nog zo vaak, zijn liefdevolle hulp blijft. Hij staat altijd klaar om ons te verwelkomen als wij berouwvol bij Hem terugkeren.
Wij zullen wel allemaal mensen kennen, die af en toe of zelfs geregeld op een kwetsende manier met anderen omgaan. Zij kwetsen ons of anderen of zichzelf. Maar God wil dat wij zo met dit soort mensen omgaan, dat zij kunnen ontdekken dat God een liefdevolle en vergevingsgezinde God is. Hij wil, dat iedereen weet, dat Hij zelfs de 99 achterlaat om dat ene verloren schaap te zoeken (Matteüs 18, 12-14).
God wil dat wij ambassadeurs zijn in zijn missie van mededogen en barmhartigheid. Wij kunnen contact opnemen met iemand, die verward is, gekwetst of verloren lijkt. Gaan wij met hem in gesprek aan, zoals God dat deed met Kaïn. Vragen wij heel gewoon hoe het met hem gaat en zijn wij oprecht geïnteresseerd in zijn reactie. Bieden wij aan om te helpen, om eventueel samen te bidden. Alle kleine dingen – met geloof, hoop en liefde gedaan – kunnen een stap vooruit betekenen, omdat God ons bidden en werken zal zegenen, het goede vruchten zal laten voortbrengen.
Laten wij God danken voor de barmhartigheid, die Hij ieder van ons betoont en volgen wij Hem op zijn weg van mededogen.