Preekje op 14-06-2021, heilige Lidwina van Schiedam

Preekje op 14-06-2021, heilige Lidwina van Schiedam

Openingswoord

Lidwina werd in 1380 te Schiedam geboren. Ten gevolge van een noodlottige val op het ijs brak zij haar heup en was gedurende 38 jaar bedlegerig. Te midden van haar vreselijk lijden was zij een voorbeeld van heldhaftig geduld en van uitzonderlijke liefde tot God en haar medemensen.

Maar die heiligheid kwam natuurlijk niet zonder slag of stoot. Toen er ongeveer drie of vier jaren voorbij waren sinds het begin van haar ziekte, was zij nog ongeduldig onder de beproevingen van God en ook nog niet uit eigen beweging onderworpen aan God, door wie toch niets op aarde zonder reden geschiedt. Wanneer zij haar vriendinnen, die haar kwamen bezoeken, gezond en vrolijk zag, terwijl zij zelf zwaar ziek te bed lag, verlangde zij er meer naar samen met de anderen gezond van lijf en leden te zijn, meer dan innerlijk gelukkig te zijn door de deugd van geduld. Zij had nog geen smaak in het geestelijke en wist nog niet wat God het meest behaagde. Daarom klaagde zij soms en treurde zij vaak over haar lijden. Dan weende zij zulke bittere tranen dat zij door niemand getroost wilde worden.

Zij had een biechtvader, Johannes Pot. Die bracht haar tweemaal per jaar de heilige Communie. Hij probeerde haar dan te troosten. En gaf haar de goede raad zich welbewust aan Gods heilige wil over te geven en zich toe te leggen op de overweging van het lijden des Heren, en hij verzekerde daar, dat ze hierdoor gemakkelijk hemelse troost zou ontvangen. Zij vroeg de priester dan hoe zij deze vrome oefening moest verrichten en leerde van hem een methode voor deze heilzame overweging. Maar toen zij er niet onmiddellijk baat bij vond, voelde zij tegenzin opkomen en wierp zij als bittere alsem weg, wat zij in haar hart had opgenomen, maar wat nog niet diep geworteld was.

Maar priester Jan Pot drong er bij Lidwina op aan zichzelf meer geweld aan te doen en haar tegenzin te overwinnen. Nadat zij zich tenslotte met grote inspanning de goede gewoonte had eigen gemaakt om overlijden van Jezus te mediteren, schonk Hij haar na verloop van tijd zoveel troost, dat zij zich gaarne bereid verklaarde zichzelf volmaakte willen verloochenen. Als zij door het bidden van één Weesgegroet haar algehele genezing zou kunnen verkrijgen, zou zij dit toch niet doen of wensen.

Ongetwijfeld was deze geestelijke verandering te danken aan de Allerhoogste zelf, die zijn hand naar Lidwina uitstak en haar, tijdens haar langdurige lijden, ’s nachts vertroostte op haar ziekbed. Op vaste tijden overwoog zij in zeven gedeelten het lijden van de Heer. Hierin vond zij het verborgen manna en werd zij vervuld van grote blijdschap. Het was alsof niet zijzelf, maar Jezus – wiens lijden zij overwoog – verdroeg wat zij tot dan toe zelf had geleden. Toen kon zij, door de heilige Geest onderwezen, uit eigen ervaring met zeggen: “Waarlijk, Gij zijt een verborgen God” (Jes. 45, 15) en ook: “Iedere nacht verlang ik naar U; ik hunker naar U met heel mijn hart. Voor U waak ik vanaf de vroege morgen” (Jes. 26, 9).

Mogen ook wij kracht en vreugde vinden in een geregelde overweging van het lijden van de Heer. Laten wij net als priester Jan Pot andere mensen daar ook bij helpen.