Preekje op 11-11-2020, woensdag in de 32e week door het jaar 2

Preekje op 11-11-2020, woensdag in de 32e week door het jaar 2

Allemaal welkom weer. Paulus gaat vandaag door met het opsommen van hoe wij moeten leven: gehoorzaam, niemand belasteren, geen ruzie zoeken, vriendelijk zijn en zachtmoedig. En opnieuw geeft hij een reden op: zoals sommige andere mensen nu dwalen, verkeerde wegen gaan, zo deden wij dat vroeger ook. Zoals wij achteraf blij waren met het geduld dat God en andere mensen met ons hadden, zo mogen wij nu geduld hebben met de mensen, die nu nog dwalen.

Wat er vandaag in het evangelie gebeurt, de genezing van tien melaatsen, vindt plaats tijdens Jezus’ vrijwillige reis naar Jeruzalem, de plaats waar Hij zal worden buiten geworpen … om te sterven … én om te verrijzen.

Eigenlijk is heel het leven van Jezus een opgang naar Jeruzalem. Alles wat Hij doet en laat, denkt en zegt, staat in het teken van de verlossing van de mensheid. Zijn oneindig grote liefde en gehoorzaamheid aan zijn en onze hemelse Vader, en zijn oneindige liefde voor ons, bewerken dat Hij veel goeds gedaan krijgt. Hij let niet op zichzelf, maar op de eer van zijn Vader en het heil van ons, die Hem zijn toevertrouwd. Door zijn liefde en gehoorzaamheid is Hij geworden tot een oneindige bron van genade. En het is vanuit die bron, dat Hij de tien melaatsen heeft kunnen helpen, dat Hij ook ons en onze dierbaren en alle mensen, die wij hier bij Hem aanbevelen, wil helpen.

Natuurlijk moeten wij meewerken met de genade. Hij zegt niet voor niets tegen die ene, dankbare Samaritaan, dat zijn geloof hem gered heeft.

Geloven wij in Jezus als bron van genade. Van sommige mensen zeggen wat weleens, dat zij zakkenvullers zijn. Welnu, wij mogen hier zakkenvullers zijn. Zo veel genade als wij willen kunnen en mogen wij meenemen, voor onszelf, maar ook en vooral om uit te delen aan anderen, want dat was wat ook Jezus deed: altijd maar weer uitdelen.

Bevelen wij mensen bij Jezus aan. Noemen wij tijdens de bereiding van de gaven zachtjes hun namen. Proberen wij mensen naar de Kerk te brengen, zoals Jezus tegen de melaatsen zei, dat ze zich aan de priesters moesten laten zien. Dan zijn ook wij een kleine heiland voor de mensen om ons heen.