Preek op zondag 09-01-2022, Doop van de Heer, jaar C, pastoor Frank Domen

Preek op zondag 09-01-2022, Doop van de Heer, jaar C, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, welkom. Wij vieren het feest van de Doop van de Heer. Het is het slotfeest van de Kersttijd.

Wij leven in een wereld met veel geweld en onrecht. Wat Jezus Christus doet is midden in die wereld gaan staan. Hij wil er deel van uitmaken. En staande midden in de ellende van deze wereld gaat er van Hem een helende kracht uit. Hij dwingt geen vrede af, maar biedt het aan, in woord en daad, zo van: kijk, zo kan het ook!

Laten wij vragen, dat Gods helende kracht allereerst daar werkzaam mag zijn waar het het meeste nodig is: in ons eigen hart, in onze ziel. Als wij van binnen goed zijn, wordt de buitenkant vaak ook een stuk beter.

Vragen wij vergeving voor wat de afgelopen week in ons leven en in de wereld niet goed was. Dan kan God onze Heiland zijn.

Openingsgebed

Laat ons bidden. God, uw eniggeboren Zoon is op aarde verschenen in de gestalte van een mens zoals wij. Wij bidden U: laat ons innerlijk vernieuwd worden door Hem die uiterlijk aan ons gelijk is geworden: Jezus Christus, onze Heer. Die … . Amen.

Kinderwoorddienst

Preek

De Joden, die Johannes de Doper hoorden spreken, vroegen zich af of hij misschien de Messias, de beloofde Redder, zou zijn. Er was zo veel onrechtvaardigheid in de Joodse maatschappij. En Johannes durfde al die zaken bij naam te noemen. Of het nu om koningen of Joodse kerkelijke leiders ging, Johannes wees iedereen op de onrechtvaardige kanten van zijn leven. En dat was wat de mensen wilden: bevrijd worden van alle onrechtvaardigheid … om zelf ook een lekker leventje te kunnen leiden.

Het beeld dat Johannes de Doper zelf had van de komende Messias was misschien ook niet helemaal vrij van verkeerde voorstellingen. Terecht zei Johannes tot de Joden, dat er na hem Iemand zou komen, die sterker was dan hij, Iemand, die hen zou dopen met de heilige Geest en met vuur.

Dat ‘vuur’ zou je goed kunnen uitleggen als Johannes daarmee een innerlijk vuur bedoelde, een vurige liefde, maar in een ander stukje evangelie – Johannes 3, 17 – blijkt dat Johannes bedoelt het onblusbare vuur van de hel waarin alle kwaad voor eeuwig zal branden.

Dat vuur bestaat, inderdaad, maar dat was niet het vuur dat Jezus kwam brengen. Ook Johannes had nog het idee, dat de Messias met zijn vuur nu al alle kwaad uit de wereld zou komen wegbranden . De Messias komt, zo dacht hij, om het gewone leven te verbeteren.

Ook in onze tijd zien wij, dat mensen bevrijd willen worden van onrechtvaardigheid – dat is op zich een goed verlangen – maar ook dat zij een zo heerlijk mogelijk leventje willen leiden. Van de ene vakantie naar de andere. Allemaal leuke dingen doen. En hoe beter dat lukt, hoe minder last je van anderen hebt en hoe beter je tot zelfontplooiing komt, hoe meer je leven is verlost, zo redeneren zij.

Momenteel wil dat niet erg lukken. We horen op het nieuws vooral over corona. De economie staat behoorlijk onder druk. De inflatie is hoger dan de loonstijging. De gewone man lijdt daar het meeste onder. Ze willen terug naar vroeger: hun oude leventje van luxe en gemak. Zo wilden het ook de Joden: leiders, die hen zouden bevrijden van het juk van de Romeinse bezetter, zodat ze hun oude leventje met zelfbestuur weer konden oppakken.

Beste medegelovigen, veel mensen verlangen naar dit soort verlossing, niet-christenen én christenen. Zij willen vooral bevrijd worden van de ellende van dit bestaan. Hoe vaak wordt er niet gebeden voor het welslagen van een examen, voor de genezing van een zieke, en dat mag ook allemaal. Maar om wat echt verlossing is – verlossing uit zonde en ongeloof – zouden we allereerst moeten bidden. Jezus Christus zegt in Matteüs 6,33: “… zoekt eerst het Koninkrijk en zijn gerechtigheid: dan zal dat alles u erbij gegeven worden.”

Maar de Messias, de Verlosser, is niet gekomen om de levensomstandigheden te veranderen. Hij komt om óns te veranderen. En om te laten zien dát het anders kan, gaat Hij juist midden in dat gewone leven staan.

Wij zien dat vandaag bij de doop van Jezus in de Jordaan. In plaats van zich op te stellen als een superieur wezen, ver verheven boven het gewone volk, gaat Hij midden tussen de mensen staan om net als zij uit Johannes’ handen het doopsel te ontvangen. En het is daar in de diepte van het gewone leven, op die nederige plaats, de plaats van zwakke mensen, dat Jezus de heilige Geest ontvangt.

Over die ‘gewone Jezus’ staande in dat gewone water klinkt de stem van God: “Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb ik mijn behagen gesteld”.

Het zijn bijna dezelfde woorden, die God in de eerste lezing had uitgesproken door zijn dienaar, de profeet Jesaja. Daar sprak God: “Dit is mijn dienaar, die Ik ondersteun, mijn uitverkorene in wie Ik mijn behagen schep: mijn Geest stort Ik over hem uit”.

Het gaat bij Jesaja over een dienaar, die zich met hart en ziel inzet voor het heil van de mensen, maar uit de rest van de verhalen in het Oude Testament blijkt dat het toch om een lijdende dienaar gaat. Iemand, die midden in het gewone dagelijkse leven staat, Iemand die met liefde zijn kruis draagt.

Jezus verlost ons niet uit het gewone leven, nee, Hij maakt ons – bijvoorbeeld door ons doopsel en vormsel – geschikt om net als Hij het gewone leven met alle ups en downs te aanvaarden en aan te kunnen.

Zoals Hij geneesheer is voor ons, zo wil Hij, dat wij helpers zijn voor mensen om ons heen.

Als iemand in de put zit, kunnen wij hem er dikwijls niet zomaar even uittrekken. Dan moeten wij afdalen tot de ellende van die ander, zoals Jezus tot onze wereld is afgedaald. Wij zijn als het ware het verband waarmee de wond van een ander wordt verbonden. Maar … een verband komt om de wond met bloed. Het verband komt er mee in aanraking, wordt zelf vuil.

Dat wij dat kunnen en mogen doen is een gave, maar tegelijk een opgave waarvoor wij iedere keer weer kracht moeten en mogen komen vragen.

Jezus ontving kracht in het doopsel. De heilige Geest daalde over Hem neer. Als de priester in opdracht van jullie allen de heilige Eucharistie viert, strekt hij aan het begin van het eucharistische gebed zijn handen uit over de gaven van brood en wijn. Ook dan daalt de heilige Geest neer, verandert onze gaven van brood en wijn in het Lichaam en Bloed van de Heer. En als wij dan te Communie gaan worden wij gesterkt om als gelovige mensen midden in het gewone leven met al zijn ups en downs te kunnen staan. Wij worden door het luisteren naar Gods Woord en door het ontvangen van de heilige Communie geschikt gemaakt om dienaars van God te zijn.

Vragen wij wat vaker om betere dienaars te kunnen zijn. Als God ziet dat wij meer en meer opkomen voor zijn mensenkinderen, zal Hij misschien ook ons eigen leven meer zegenen.

Er was eens een vrouw, die aan de rabbi Meir vroeg of hij wilde bidden, dat zij een zoon mocht krijgen. De rabbi stemde ermee in op één voorwaarde: dat zij hem vijftig roebel zou geven voor een arm gezin, waarvoor hij juist geld inzamelde. De vrouw had maar weinig geld en kon de rabbi maar tien roebel geven. Maar de rabbi hield vast aan de vijftig roebel, die hij had gevraagd.

Teleurgesteld antwoordde de vrouw: “Dan blijft mij geen andere keuze over dan om mijn vertrouwen op God alleen te vestigen en te hopen, dat Hij mij helpt.

Toen rabbi Meir dat hoorde, lachte hij en zei: “Dat is precies wat ik wilde bereiken. Omdat je bereid bent in plaats van op mijn gebeden op God zelf te vertrouwen, zal Hij je zeker helpen. En ik ben bereid om mijn gebed aan dat van jou toe te voegen, ook al geef je er mij geen enkele roebel voor.”

Laten wij bidden en vertrouwen alsof alles van God afhangt en werken alsof alles van onszelf afhangt. Amen.